Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1284, 21/00138
Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1284, 21/00138
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 29 maart 2022
- Datum publicatie
- 4 mei 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:1284
- Zaaknummer
- 21/00138
Inhoudsindicatie
Douanerecht; bekendmaking aanslagbiljet; tijdig bezwaar; adreswijziging wegens verhuizing; de inspecteur heeft de utb op de juiste wijze bekendgemaakt.
Uitspraak
kenmerk 21/00138
29 maart 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. R. Andringa)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/405 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 27 mei 2014 een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt aan belanghebbende voor een bedrag van € 27.835,14 aan definitieve antidumpingrechten en € 1.548,85 aan douanerechten (totaalbedrag € 29.383,99).
Belanghebbende heeft op 16 mei 2017 bezwaar gemaakt tegen de utb. Bij uitspraak van 27 december 2017 heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Het daartegen ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak van 29 december 2020 ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 28 januari 2021 en is aangevuld bij brief van 26 februari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank worden belanghebbende en de inspecteur aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiseres drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak handelend onder de naam [onderneming] . Op 31 mei 2011 heeft [expeditie] B.V. op naam en voor rekening van [onderneming] aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van rollen wapeningsgaas, met als land van oorsprong Maleisië.
2. Verweerder heeft zich op grond van de van het antifraudebureau van de Europese Commissie (OLAF) verkregen informatie op het standpunt gesteld dat het in de aangifte vermelde land van oorsprong Maleisië niet juist is. De oorsprong van de goederen zou in werkelijkheid de Volksrepubliek China zijn.
3. Verweerder heeft met dagtekening 28 april 2014 een voornemen tot het verzenden van een utb verzonden. In dit voornemen is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
[onderneming]
[X]
[adres]
[postcode] [plaatsnaam]
GERMANY
(…)”
4. Tot de stukken van het geding behoort een niet ondertekende brief van 26 mei 2014 van [bedrijfsnaam] GmbH, gevestigd te [adres] te [plaatsnaam] (Duitsland). In deze brief is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Ihr scheiben vom 28.April 2014
(…)
wir haben vor einiger Zeit das beigefügte, an die Fa., [onderneming] [X] ”, gerichtete Schreiben erhalten.
Bitte beachten Sie, dass uns das Schreiben offenbar versehentlich zugestellt wurde, da unsere Gesellschaft, die [bedrijfsnaam] GmbH, weder mit der Fa. [onderneming] identisch noch Rechtsnachfolgerin dieser Firma geworden ist.
Desgleichen ist bei uns kein [X] tätig.
(…)”
5. Verweerder heeft met dagtekening 27 mei 2014 aan eiseres een utb uitgereikt. In de utb is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
[onderneming]
[X]
[adres]
[postcode] [plaatsnaam]
GERMANY
(…)”
6. Tot de stukken van het geding behoort een niet ondertekende brief van 5 juni 2014 van [bedrijfsnaam] GmbH. In deze brief is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Wie bereits mit unserem Schreiben vom 26. Mei 2014 mitgeteilt ist unsere Gesellschaft, die [bedrijfsnaam] GmbH, weder mit der Fa. [onderneming] identisch noch Rechtsnachfolgerin dieser Firma. Desgleichen ist bei uns kein [X] tätig.
Zu unsere Entlastung übersenden wir Ihnen Schreiben vom 27. Mai 214 zurück.
(…)”
7. Bij brief van 15 mei 2017, ontvangen door verweerder op 16 mei 2017, heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
8. Tot de stukken van het geding behoort een uittreksel uit het inwonersregister van [Z] van 25 juli 2017. In dit uittreksel is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Familienname: [X]
(…)
Frühere Namen: [X]
Vorname(n) [X]
(…)
Anschrift Einzugsdatum Auszugsdatum
[postcode] [Z] , 01.03.2013
[adres]
[postcode] [plaatsnaam] , [adres] 01.03.2013
(…)”
9. Tot de stukken van het geding behoort een door verweerder overgelegde uitdraai uit het EORI systeem van 10 oktober 2017. In deze uitdraai is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Volledige naam (of gedeelte) [X] [onderneming]
(…)
Geldig vanaf 02-02-2012
Geldig t/m
(…)
Laatste mutatiedatum 31-05-2014
(…)
Straat en nummer [adres]
Postcode [postcode]
Plaats [plaatsnaam]
Land Duitsland
(…)”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop voegt het Hof nog de volgende feiten toe.
Tot de gedingstukken behoort een e-mailbericht van de Duitse douane van 21 maart 2022 waarin – in antwoord op een vraag van de inspecteur – het volgende is vermeld:
“Im Zeitraum 2012-2014 galten hinsichtlich der EORI-Nummer die Regelungen gemäß Artikel 4k - 4t (EWG) Nr. 2454/93 (ZK-DVO). Die zu erhebenden Stammdaten der Wirtschaftsbeteiligen ergeben sich aus Anhang 38d ZK-DVO. Für die Vergabe der EORI-Nummer oder auch die Mitteilung von Änderungen war im genannten Zeitraum das anliegende Formular zu verwenden. In dem Formular wird den Beteiligten auch mitgeteilt, das sie verpflichtet sind, jede Änderung anzuzeigen.”
Het genoemde formulier, inclusief toelichting, is als pdf-bestand bij de e-mail gevoegd. In de voettekst is op elke pagina vermeld: “0870 Beteiligte – Stammdaten – EORI-Nummer – Stand März 2012”. In de toelichting is onder meer vermeld:
“Dieser Vordruck dient der Erfassung van Beteiligtendaten, die für de Vergabe einer EORI-Nummer bzw. für die Änderung der bei einer EORI-Nummer hinterlegten Angaben notwendig sind.
In Deutschland ansässige Wirtschaftsbeteiligte sind verpflichtet, zur Ausführung zollrechtlicher Tätigkeiten eine EORI-Nummer zu beantragen. Sie sind auch verpflichtet, jede Änderung der Unternehmensdaten (Felder 1 - 40 des Vordruckes 0870) dem IWM Zoll mit diesem Vordruck unverzüglich anzuzeigen.”
Blijkens de voorgedrukte adressering diende het ingevulde formulier 0870 te worden gezonden aan:
“Informations- und Wissensmanagement Zoll
Postfach 100761
01077 Dresden”
3 Geschil in hoger beroep
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende tijdig bezwaar heeft gemaakt en, zo ja, of de douaneschuld door verjaring teniet is gegaan.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.