Gerechtshof Amsterdam, 24-05-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1519, 21/00390
Gerechtshof Amsterdam, 24-05-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1519, 21/00390
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 mei 2022
- Datum publicatie
- 8 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:1519
- Zaaknummer
- 21/00390
Inhoudsindicatie
Fiscaal procesrecht. Schending hoorrecht. Vergoeding van immateriële schade. Kostenvergoeding voor de behandeling van het bezwaar.
Uitspraak
Kenmerk 21/00390
24 mei 2022
uitspraak van de vijfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: M. Collij)
tegen de uitspraak van 22 april 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/1350 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 9 december 2017 voor het jaar 2013 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.931.
Na tegen de hiervoor vermelde navorderingsaanslag gemaakt bezwaar heeft de inspecteur, bij uitspraak op bezwaar van 13 december 2019, de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 22 april 2021 heeft de rechtbank daarop als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’).
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- bepaalt dat de navorderingsaanslag wordt vernietigd, zoals verweerder reeds met dagtekening 22 april 2021 heeft gedaan;
- stelt het belastbaar inkomen uit werk en woning vast op € 26.483;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.068; en
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiser te vergoeden.”
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 3 juni 2021 en aangevuld op 23 juni 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Op 7 april 2022 is een nader stuk ontvangen van belanghebbende. Een afschrift hiervan is verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Eiser heeft op 20 februari 2014 aangifte ib/pvv 2013 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.483. In deze aangifte heeft eiser onder meer een aftrek specifieke zorgkosten van € 1.611 in aanmerking genomen.
2. Verweerder heeft met dagtekening 23 mei 2014 de aanslag ib/pvv 2013 opgelegd conform de aangifte.
3. Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 14 maart 2017 ten aanzien van de aangifte over 2013 een vragenbrief verzonden.
4. Verweerder heeft op 7 september 2017 en op 22 september 2017 nadere stukken van eiser ontvangen.
5. Verweerder heeft met dagtekening 9 december 2017 een navorderingsaanslag 2013 opgelegd. Deze resulteert in een te betalen bedrag van € 694 (€ 609 bedrag aan belasting en € 85 belastingrente).”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
- heeft de inspecteur het hoorrecht geschonden;
- had de rechtbank een vergoeding van immateriële schade moeten toekennen; en
- heeft belanghebbende recht op een vergoeding van de kosten die hij in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken.
Belanghebbende beantwoordt voormelde vragen bevestigend; de inspecteur ontkennend.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.