Gerechtshof Amsterdam, 17-05-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1687, 21/00162
Gerechtshof Amsterdam, 17-05-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1687, 21/00162
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 mei 2022
- Datum publicatie
- 8 juni 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:1687
- Zaaknummer
- 21/00162
Inhoudsindicatie
Kwalificeert de levering van het bouwterrein als de levering van een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 37d van de Wet op de Omzetbelasting 1968? Het Hof oordeelt dat de enkele overdracht van een stuk bouwgrond niet kan worden aangemerkt als een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 37d van de Wet Omzetbelasting 1968.
Uitspraak
kenmerk 21/00162
17 mei 2022
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
V.O.F. [X] , gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mrs. J. H . Germann en A.C.E. Hoevers),
tegen de uitspraak van 23 december 2020 in de zaak met kenmerk HAA 18/903 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
Belanghebbende heeft over het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015
€ 449.106 omzetbelasting op aangifte voldaan.
Belanghebbende heeft hiertegen op 11 december 2015 bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 19 januari 2018, de voldoening op aangifte gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 23 december 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen bij faxbericht van 4 februari 2021, en nader aangevuld bij faxbericht van 18 maart 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van belanghebbende is bij de griffie van het Hof op 14 april 2022 een nader stuk ingekomen. Hiervan is een kopie aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Tussen partijen vaststaande feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“Feiten
1. De Stichting [stichting X] te [plaats A] (de Stichting) en de besloten vennootschap [A] B.V. te [plaats B] hebben op 16 december 2008 een samenwerkingsovereenkomst gesloten voor de herontwikkeling van het gebied [A-straat] en [B-straat] te [plaats C] (het Project).
2. De Stichting is vanaf 2008 enig aandeelhouder van [B] B.V., welke vennootschap op haar beurt enig aandeelhouder is van Préferent [X] B.V. (Préferent). [A] B.V. is vanaf 2008 enig aandeelhouder van [A] [X] B.V. ( [A] ). Voor de uitvoering van het Project is bij overeenkomst van 23 juni 2009 eiseres opgericht. De schriftelijke vastlegging van deze overeenkomst behoort in kopie tot de gedingstukken. De vennoten van eiseres zijn Préferent en [A] . Het doel van eiseres is “herontwikkeling van het Connexxion / [supermarkt] terrein inclusief nieuwbouw [supermarkt] [C-straat] naar een nieuwe sterkere vestiging in een nieuw aantrekkelijk woongebied binnen een oude woonwijk”.
3. De gronden waarop het Project betrekking heeft zijn aan eiseres in bebouwde staat geleverd. Ter zake van deze levering is aan eiseres geen omzetbelasting in rekening gebracht.
4. Omdat de Stichting niet meer kon deelnemen aan het Project werd in 2015 besloten de samenwerking te beëindigen en over te gaan tot ontbinding en financiële afwikkeling van eiseres. Ter gelegenheid daarvan werd [C] B.V. ( [C] ) opgericht en is op 6 mei 2015 een “Overgang Project/Koopovereenkomst” gesloten (de Overeenkomst), waarvan de schriftelijke vastlegging in kopie tot de gedingstukken behoort. In de preambule van de Overeenkomst is onder meer vermeld dat de afwikkeling zou plaatsvinden in vijf fasen, waarbij de verplichtingen van eiseres zouden worden overgenomen door [C] en eiseres als “Grond-Vof” zou voortbestaan totdat het Project zou zijn afgerond.
5. Ter afwikkeling van fase 1 uit de Overeenkomst heeft eiseres op 8 mei 2015 voor een bedrag van € 4.167.000 een nieuw vervaardigde [supermarkt] en gerealiseerde winkelunits geleverd aan [A] Vastgoed B.V. ( [A] BV) en 28 woonappartementsrechten overgedragen aan de Stichting. Na deze overdracht diende de Stichting voor eigen rekening en risico 28 woonappartementen te laten realiseren en alle verplichtingen betreffende de binnen het plangebied aanwezige woonwagenplaatsen over te nemen. Ter zake van de levering van de [supermarkt] en de winkelunits heeft eiseres aan [A] BV € 875.070 (21% van € 4.167.000) omzetbelasting in rekening gebracht. Ter verdere afwikkeling van fase 1 heeft eiseres bij akte van 2 juli 2015 een deel van de grond als bouwterrein (het bouwterrein) geleverd aan [C] . De koopsom van het bouwterrein bedroeg € 2.378.000. Ter zake van deze levering heeft eiseres aan [C] € 499.380 (21% van € 2.378.000) omzetbelasting in rekening gebracht.
6. In het kader van de afwikkeling van de fasen 2 tot en met 5 zou de rest van de grond binnen het plangebied door eiseres worden verkocht aan [C] . In artikel 3 van de Overeenkomst is daarover het volgende vermeld:
“De grond voor de fasen II tot en met V (...) wordt middels deze overeenkomst door [eiseres] verkocht aan [C] voor de navolgende variabele basiskoopprijzen:
Fase 2 voor € 3.309.000
Fase 3 voor € 3.929.000
Fase 4 voor € 2.999.000
Fase 5 voor € 2.482.000
De grond voor Blok 6 voor € 336.000
Totaal € 13.055.000
en onder overname van de verplichting van [eiseres] door [C] om tot realisatie over te gaan.
(...)
De betreffende gronden zullen vervolgens door [C] – middels kavelverkoop – worden verkocht aan particuliere Kopers, - behoudens het aan te leggen openbaar gebied. De levering van de door [C] aan de Kopers verkochte kavels zal geschieden middels een ABC levering, op het moment dat [C] daarom verzoekt. De resterende en/of onverkochte kavels zullen op verzoek van [C] aan [C] worden geleverd.”
7. In de aangifte over het derde kwartaal van 2015 heeft eiseres € 499.603 aangegeven als ter zake van leveringen en diensten verschuldigde omzetbelasting. In dit bedrag is begrepen het in 5 vermelde bedrag van € 499.380. Na aftrek van € 50.497 voorbelasting vermeldt de aangifte een te betalen bedrag van € 449.106. Eiseres heeft tegen de voldoening op aangifte bezwaar gemaakt en daarbij geconcludeerd tot een teruggaaf van € 499.380, zich op het standpunt stellend dat de levering van het bouwterrein kwalificeert als de levering van een gedeelte van een algemeenheid van goederen. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar afgewezen.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop vult het Hof de feiten als volgt aan.
De overeenkomst van 6 mei 2015 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 2. Afwikkeling Fase I
De Vof verkoopt de eigendom van de gronden met opstallen zoals aangeduid op de als bijlage 7 aangehechte tekening (…) aan HB (…) waarbij de Vof eigenaar zal blijven van het economische eigendom met betrekking tot het (nog te vormen) appartementsrecht voor de woonappartementen. (…) Deze verkoop en levering (…) aan HB omvat wel het volledig eigendom van het (nog te vormen) appartementsrecht voor de winkel aan HB voor een bedrag van € 4.167.000 (…) onder de verplichting voor HB om:
a. a) De aldus verkregen gronden en opstallen te splitsen in twee appartementsrechten, namelijk een appartementsrecht voor de winkel (…) en een appartementsrecht voor de te realiseren 28 woonappartementen (…)
b) het juridisch eigendom van het appartementsrecht voor de woonappartementen (terug) te leveren aan de vof (…)
- -
-
Na uitvoering van het voorgaande (…) heeft het eigendom van de Vof terzake Blok 7 derhalve betrekking op het appartementsrecht voor de woonappartementen.
- -
-
De Vof verkoopt het eigendom van het appartementsrecht voor de woonappartementen aan PW (…). De koopsom bedraag € 1.689.000 (…)
- -
-
De Vof verkoopt het eigendom van de overige gronden van fase 1, (…), aan [C] voor een bedrag van € 2.378.0000 (…).
Artikel 3. Afwikkeling Fase II
De grond voor de fasen II tot en met V (…) wordt middels deze overeenkomst door de Vof verkocht aan [C] voor de navolgende variabele basiskoopprijzen:
Fase 2 voor €3.309.000
Fase 3 voor €3.929.000
Fase 4 voor €2.999.000
Fase 5 voor €2.482.000
De grond voor Blok 6 voor €336.000.
Totaal € 13.055.000
en onder overname van de verplichting van de Vof door [C] om tot realisatie over
te gaan.
Deze variabele basiskoopprijzen zullen eventueel worden vermeerderd met
- -
-
de kosten voor fiscaal bouwrijp (op)leveren van kavels, indien en voor zover de Vof de kavels bouwrijp maakt en daarvoor kosten maakt.
- -
-
de eventueel als gevolg van een van btw vrijgestelde overdracht van kavels
door de Vof geleden btw schade op kosten, die direct toerekenbaar zijn aan die overdracht.
De betreffende gronden zullen vervolgens door [C] - middels kavelverkoop
worden verkocht aan particuliere Kopers, - - behoudens het aan te leggen openbaar gebied. De levering van de door [C] aan de Kopers verkochte kavels zal
geschieden middels een ABC levering, op het moment dat [C] daarom verzoekt.
De resterende en/ of onverkochte kavels zullen op verzoek van [C] aan [C]
worden geleverd.
Van de hiervoor genoemde koopsommen voor fase 2-5 en blok 6 wordt in totaal
een bedrag van € 2.378.000,-- uiterlijk één jaar na ondertekening van deze
overeenkomst door [C] aan de Vof voldaan, met dien verstande dat over de
periode vanaf de datum van ondertekening van deze overeenkomst tot aan de
datum van betaling, door [C] over dit bedrag een rente van 4% (op jaarbasis) is
verschuldigd. (…)
[C] verplicht zich middels de daartoe door haar op te richten vennootschap, de door de Vof met [D] B.V. gesloten overeenkomst over te nemen.
[C] verplicht zich de openbare ruimte te realiseren en de eigendom hiervan om niet over te dragen dan wel op te leveren aan de gemeente Haarlem conform de daartoe door de Vof met de gemeente Haarlem gemaakte afspraken.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende recht heeft op een teruggaaf van € 499.380, waarbij het geschil zich primair toespitst op de vraag of de levering van het bouwterrein kwalificeert als de levering van een gedeelte van een algemeenheid van goederen als bedoeld in artikel 37d van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB). Indien die vraag bevestigend moet worden beantwoord, is voorts in geschil of eiseres de belasting toch verschuldigd is op grond van artikel 37 van de Wet OB.
Dat belanghebbende recht heeft op een aanvullende aftrek van voorbelasting ad € 45.145 als artikel 37d van de Wet OB van toepassing is, is in hoger beroep niet langer in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.