Gerechtshof Amsterdam, 09-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1896, 20/00645
Gerechtshof Amsterdam, 09-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1896, 20/00645
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 9 juni 2022
- Datum publicatie
- 6 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:1896
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:774
- Zaaknummer
- 20/00645
Inhoudsindicatie
Immateriële schadevergoeding; geen sprake van misbruik van procesrecht; schending artikel 8:42 Awb?; limietoverschrijding waterstanden.
Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
kenmerk 20/00645
9 juni 2022
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. M.M. Vrolijk
tegen de uitspraak 21 september 2020 in de zaak met kenmerk AMS 18/6895 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, de heffingsambtenaar
en
de Staat, de Minister van Justitie en Veiligheid te Den Haag, de Minister,
op het verzoek van belanghebbende tot het toekennen van een vergoeding van immateriële schade.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 31 mei 2018 aan belanghebbende voor het jaar 2018 op één biljet verenigd een aanslag ‘Zuiveringsheffing woonruimte’, een aanslag ‘Watersysteemheffing ingezetenen’ en een aanslag ‘Watersysteemheffing gebouwd’ van in totaal € 223,93 opgelegd (hierna ook: de aanslagen).
De heffingsambtenaar heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 9 oktober 2018 de aanslagen gehandhaafd. Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 21 september 2020 als volgt beslist (belanghebbende en de heffingsambtenaar zijn in die uitspraak aangeduid als ‘eiseres’ en ‘verweerder’):
“Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt de heffingsambtenaar op het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- te vergoeden aan eiseres;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.050,-;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 500,-.”
Het door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 2 november 2020 en aangevuld bij brief van 30 november 2020. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft bij brief van 27 november 2021 nadere stukken ingediend.
Een afschrift van deze stukken is aan de wederpartij gezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
Belanghebbende bezit de eigendom van het object [straatnaam] [huisnummer] te Amsterdam.
3 Geschil in hoger beroep
In hoger beroep is in geschil of de rechtbank een hoger bedrag aan immateriëleschadevergoeding aan belanghebbende had moeten toekennen. Tevens is in geschil of de rechtbank ten onrechte geen beslissing heeft genomen over de toekenning van wettelijke rente voor het geval tijdige betaling van die schadevergoeding zou uitblijven. Voorts is in geschil of de opbrengstlimiet is overschreden ten aanzien van de Zuiveringsheffing woonruimte, de Watersysteemheffing ingezetenen en de Watersysteemheffing gebouwd, waarvoor aanslagen aan belanghebbende zijn opgelegd. In dit verband stelt belanghebbende dat de heffingsambtenaar niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken in geding heeft gebracht.