Gerechtshof Amsterdam, 19-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2178, 21/00293
Gerechtshof Amsterdam, 19-07-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2178, 21/00293
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 19 juli 2022
- Datum publicatie
- 27 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:2178
- Zaaknummer
- 21/00293
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting: de naheffingsaanslagen zijn terecht opgelegd.
Fiscaal bestuursrecht: geen gevolgen schending hoorplicht; geen misbruik van procesrecht.
Uitspraak
Kenmerk 21/00293
19 juli 2022
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: B. de Jong LL.B.)
tegen de uitspraak van 19 maart 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/731 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Hoorn, de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende als eigenaar van de personenauto van het merk [...] met het kenteken [..-..-..] (de auto), twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd (hierna: de naheffingsaanslagen), beide bekendgemaakt op 15 november 2019.
Na daartegen gemaakte bezwaren heeft de heffingsambtenaar bij (in één geschrift vervatte) uitspraken op bezwaar gedagtekend 15 januari 2020 de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 maart 2021 heeft de rechtbank het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 19 april 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
In reactie op de uitnodiging voor het onderzoek ter zitting door het Hof, te houden op
5 juli 2022, heeft de gemachtigde van belanghebbende per e-mail laten weten dat namens belanghebbende niemand ter zitting zou verschijnen en het Hof verzocht uitspraak te doen op basis van de gedingstukken. In reactie hierop heeft de heffingsambtenaar laten weten eveneens niet ter zitting te zullen verschijnen en toestemming gegeven tot het achterwege laten van het onderzoek ter zitting. Hierop heeft het Hof bepaald het onderzoek ter zitting achterwege te laten, het onderzoek te sluiten en schriftelijk uitspraak te doen.
2 Feiten
De rechtbank heeft voor zover van belang de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Tijdens parkeercontroles is geconstateerd dat de auto van eiser op 31 oktober 2019 om 10:37 uur en op 1 november 2019 om 14:13 uur stond geparkeerd aan [adres] te Hoorn en dat er beide keren geen parkeerbelasting was voldaan.
2. De auto stond deels geparkeerd in een parkeervak en deels, met de twee rechterwielen, geparkeerd op het trottoir.
3. Ten tijde dat de auto van eiser aan [adres] stond geparkeerd, gold dat er parkeerbelasting was verschuldigd.
4. Verweerder heeft aan eiser op 31 oktober 2019 en op 1 november 2019 naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van elk € 64,80. (…)”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof voegt hier het volgende aan toe.
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift vermeld dat hij gehoord wenst te worden. De heffingsambtenaar heeft belanghebbende in de bezwaarfase niet gehoord.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslagen parkeerbelasting terecht zijn opgelegd en of de heffingsambtenaar zijn hoorplicht heeft geschonden.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.