Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2181, 21/00451

Gerechtshof Amsterdam, 22-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2181, 21/00451

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 juni 2022
Datum publicatie
26 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:2181
Zaaknummer
21/00451

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. De heffingsambtenaar onderbouwt de waarde van de onroerende zaak met een taxatierapport dat niet ziet op het onderhavige belastingjaar. De heffingsambtenaar maakt de waarde van de onroerende zaak niet aannemelijk. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep gegrond.

Uitspraak

kenmerk 21/00451

22 juni 2022

vijfde meervoudige belastingkamer

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)

tegen de uitspraak van 7 mei 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/965 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Namens belanghebbende is haar gemachtigde verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Het Hof:

-

vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissingen over de immateriëleschadevergoeding en de vergoeding van griffierechten;

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de bij de beschikking ingevolge de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde van het object [adres] te [C] , tot € 640.000;

-

vermindert de aanslag onroerende zaakbelasting dienovereenkomstig;

-

wijst het verzoek tot toekenning van schadevergoeding af;

-

veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de (proces)kosten van belanghebbende in bezwaar, beroep en hoger beroep ten bedrage van € 3.574, en

-

draagt de heffingsambtenaar op het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 541 te vergoeden aan belanghebbende.

Gronden

1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2019 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [C] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2019 vastgesteld op € 670.000. Het daartegen door belanghebbende ingediende bezwaarschrift heeft de heffingsambtenaar ongegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.

2. Het Hof is van oordeel dat het door de heffingsambtenaar in eerste aanleg overgelegde taxatierapport niet kan dienen ter onderbouwing van de waarde van de onroerende zaak. Het taxatierapport onderbouwt de waarde voor de onroerende zaak voor het belastingjaar 2020 en niet voor het belastingjaar 2019. Dit is gesignaleerd tijdens de zitting van de rechtbank. Ter zitting van het Hof heeft de heffingsambtenaar verklaard dat hij niet over een taxatierapport voor het belastingjaar 2019 beschikt. De heffingsambtenaar heeft ook niet nader toegelicht op welke wijze er rekening is of kan worden gehouden met eventuele prijsverschillen tussen de belastingjaren 2019 en 2020. Dit betekent dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld.

Het Hof overweegt voorts dat belanghebbende met al hetgeen hij heeft gesteld en aangevoerd evenmin de door hem bepleite waarde van € 599.000 aannemelijk heeft gemaakt; zo ligt er geen taxatie aan die waarde ten grondslag.

3. In hetgeen hiervoor is overwogen heeft het Hof aanleiding gevonden de waarde van de onroerende zaak – alle omstandigheden in aanmerking nemend – in goede justitie vast te stellen op € 640.000.

4. Het Hof heeft het verzoek van belanghebbende om toekenning van vergoeding van immateriële schade voor de procedure in hoger beroep, afgewezen omdat de redelijke termijn in hoger beroep niet is overschreden.

5. Het Hof heeft aanleiding gevonden voor een veroordeling van de heffingsambtenaar in de kosten van de bezwaar-, beroeps- en hogerberoepsprocedure, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). De voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn de in artikel 1, aanhef en onderdeel a, van het Besluit vermelde kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit stelt het Hof het bedrag van deze kosten overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief vast op in totaal € 3.574. Het totaalbedrag is als volgt opgebouwd:

(1 punt bezwaarschrift + 1 punt verschijnen hoorzitting) x € 269 x 1 (wegingsfactor)

(1 punt beroepschrift + 1 punt verschijnen ter zitting) x € 759 x 1 (wegingsfactor)

(1 punt hoger beroepschrift + 1 punt verschijnen ter zitting) x € 759 x 1 (wegingsfactor)

De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022 door mrs. R.C.H.M. Lips, voorzitter, N. Djebali en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Toelichting rechtsmiddelverwijzing

Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.

Digitaal procederen

Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.

Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.

Per post procederen

Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.