Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2242, 21/01635
Gerechtshof Amsterdam, 23-06-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:2242, 21/01635
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 23 juni 2022
- Datum publicatie
- 8 augustus 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:2242
- Zaaknummer
- 21/01635
Inhoudsindicatie
Wet WOZ; waarde woning; indexatie verkoopprijzen op basis van gegevens Vastgoed Pro.
Uitspraak
kenmerk 21/01635
23 juni 2022
uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: [gemachtigde] ( [bedrijf 1] )
tegen de uitspraak van 13 augustus 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/2198 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] , de heffingsambtenaar.
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2019 de waarde van de onroerende zaak bekend als [adres] te [plaats] (hierna: de woning) op de waardepeildatum 1 januari 2018 voor het kalenderjaar 2019 (hierna: de WOZ-waarde) vastgesteld op € [bedrag 1] . In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2019 bekendgemaakt.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 15 januari 2020, de WOZ-waarde en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij bovengenoemde uitspraak van 13 augustus 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 september 2021 en bij brief van 26 oktober 2021 door belanghebbende aangevuld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Op 2 mei 2022 heeft het Hof een nader stuk ontvangen van de heffingsambtenaar. Een afschrift hiervan is aan de wederpartij verstrekt.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juni 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“Feiten
1. Eiser is genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de woning.
De woning, gebouwd in 1985, is een tussenwoning met twee dakkapellen en een berging. De inhoud van de woning is ongeveer 421 m³ en de oppervlakte van het perceel is 175 m².”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de heffingsambtenaar
de WOZ-waarde van de woning niet te hoog heeft vastgesteld.
De beroepsgrond dat de heffingsambtenaar niet mocht volstaan met het toezenden van een taxatieverslag aan belanghebbende en het ter inzage leggen van aan de waardering ten grondslag liggende stukken zoals de KOUDV- en liggingsfactoren, grondstaffel en indexeringspercentages, maar afschriften daarvan in de bezwaarfase aan de gemachtigde had moeten toezenden, is ter zitting van het Hof ingetrokken.