Gerechtshof Amsterdam, 24-02-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:715, 21/00163
Gerechtshof Amsterdam, 24-02-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:715, 21/00163
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 24 februari 2022
- Datum publicatie
- 10 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:715
- Zaaknummer
- 21/00163
Inhoudsindicatie
Aanslag IB/PVV. In geschil is of belanghebbende recht heeft op een persoonsgebonden aftrek, en zo ja, tot welk bedrag. Bewijslast voor de aftrek ligt bij belanghebbende. die geen stuk heeft ingebracht dat het recht op de aftrek aannemelijk kan maken. Aftrek terecht geweigerd.
Uitspraak
kenmerk 21/00163
24 februari 2022
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.G. van Westrenen),
tegen de uitspraak van 23 december 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/414 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
(gemachtigde: [naam 3] ).
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 13 augustus 2019 voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.056.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 21 oktober 2019, het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 23 december 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij de griffie van het Hof ingekomen op 8 februari 2021, en nader aangevuld bij faxbericht van 5 april 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Bij e-mailbericht van 21 februari 2022 heeft de gemachtigde van belanghebbende aangegeven dat hij noch belanghebbende ter zitting van het Hof zullen verschijnen.
De inspecteur heeft desgevraagd telefonisch op dezelfde datum aan de griffier van het Hof aangegeven evenmin te zullen verschijnen.
Partijen hebben het Hof aldus toestemming gegeven om zonder mondelinge behandeling op het hoger beroep te beslissen. Het Hof heeft daarop het onderzoek gesloten.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):
“1. Eiseres is geboren in 1970. Zij is lichamelijk en verstandelijk zeer beperkt en staat daarom onder bewind van haar ouders, [naam 1] en [naam 2] .
2. In 2017 genoot eiseres een Wajonguitkering van € 15.136 waarop € 2.529 loonheffing is ingehouden. In de aangifte IB/PVV over het jaar 2017 heeft eiseres een biww, vόόr toepassing van de persoonsgebonden aftrek, aangegeven van € 15.136 en een persoonsgebonden aftrek van € 24.994, welk bedrag als volgt kan worden gespecificeerd:
Uitgaven voor hulpmiddelen |
€ |
10.168 |
Afschrijving woningaanpassing |
- |
400 |
Uitgaven voor vervoer |
- |
3.051 |
Kleding en beddengoed |
- |
750 |
Genees- en heelkundige hulp |
- |
5.126 |
€ |
19.495 |
|
Verhoging |
- |
5.748 |
€ |
25.243 |
|
Drempel |
- |
249 |
€ |
24.994 |
3. Met dagtekening 17 augustus 2018 is aan eiseres een voorlopige aanslag opgelegd, berekend naar een biww van nihil. Het aanslagbiljet vermeldt een te ontvangen bedrag van € 2.529.
4. Per brief van 12 juni 2019 heeft verweerder eiseres vragen gesteld over de aangegeven persoonsgebonden aftrek en gevraagd om een duidelijke specificatie van en toelichting op het in aftrek gebrachte bedrag en gevraagd om toezending van nota’s en betalingsbewijzen. Omdat een antwoord uitbleef heeft verweerder eiseres per brief van 3 juli 2019 nogmaals in de gelegenheid gesteld te reageren.
5. Met dagtekening 13 augustus 2019 heeft verweerder eiseres de aanslag opgelegd. Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder geen persoonsgebonden aftrek in aanmerking genomen en de aanslag berekend naar een biww van € 7.056. Dit is de aangegeven Wajonguitkering van € 15.136, verminderd met nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek uit voorgaande jaren van € 8.080.
6. Per brief van 21 augustus 2019, bij verweerder ontvangen op 23 augustus 2019, heeft eiseres meegedeeld dat zij per brief van 2 juli 2019 op de vragenbrief van verweerder had gereageerd maar dat die brief kennelijk niet bij verweerder was aangekomen. Een kopie van de brief van 2 juli 2019 was bijgesloten en in die brief vermeldt eiseres onder meer dat de aangifte is ingevuld door ambtenaren van de belastingdienst en de administratie berust bij het kantongerecht dat optreedt als toezichthouder over het bewind. Verweerder heeft de brief van 21 augustus 2019 aangemerkt als bezwaarschrift. Per brief van 24 september 2019 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat hij voornemens was het bezwaar af te wijzen omdat hij de gevraagde stukken niet had ontvangen.
Op 21 oktober 2019 heeft verweerder uitspraak op het bezwaar gedaan en daarbij het bezwaar afgewezen en de aanslag gehandhaafd.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of belanghebbende recht heeft op een persoonsgebonden aftrek, en zo ja tot welk bedrag.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.