Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:720, 20/00494

Gerechtshof Amsterdam, 01-03-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:720, 20/00494

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 maart 2022
Datum publicatie
16 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:720
Formele relaties
  • Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2020:5190, Bekrachtiging/bevestiging
Zaaknummer
20/00494

Inhoudsindicatie

WOZ-waarde woning; reikwijdte artikel 7:4 Awb en artikel 40 lid 2 Wet WOZ; verkoopgegevens (bijna) buurpand.

Uitspraak

kenmerk 20/00494

1 maart 2022

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , woonachtig te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: G. Gieben)

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 19/5426 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Velsen, de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaatsnaam] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 317.000. In hetzelfde geschrift is de aanslag onroerendezaakbelasting 2019 bekendgemaakt.

1.2.

Met de uitspraak op het bezwaar van 17 september 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In haar uitspraak van 17 juli 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het door belanghebbende tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep heeft het Hof ontvangen op 3 september 2020 en is nader aangevuld bij brief van 10 mei 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten

1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een in 1991 gebouwde tussenwoning. De inhoud van de woning is 394 m³ (inclusief dakopbouw) en de oppervlakte van het perceel bedraagt 125 m². De woning is voorzien van een houten berging.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

In geschil is of de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Voorts is in geschil of de heffingsambtenaar alle op de zaak betrekking hebbende stukken (tijdig) heeft overgelegd.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4 Overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten