Gerechtshof Amsterdam, 25-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:923, 20/00621
Gerechtshof Amsterdam, 25-01-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:923, 20/00621
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 25 januari 2022
- Datum publicatie
- 30 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2022:923
- Zaaknummer
- 20/00621
Inhoudsindicatie
Bpm; aanvullende waardecorrectie op handelsinkoopwaarde in verband met schadeverleden auto?
Uitspraak
kenmerk 20/00621
25 januari 2022
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V. te [Z], belanghebbende,
gemachtigde: mr. S.M. Bothof
tegen de uitspraak van 14 september 2020 in de zaak met kenmerk HAA 20/1818 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 3 december 2019 een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd van € 12.343.
De inspecteur heeft – na daartegen gemaakt bezwaar – bij uitspraak van 3 maart 2020 de naheffingsaanslag gehandhaafd. Belanghebbende heeft beroep bij de rechtbank ingesteld.
De rechtbank heeft bij de uitspraak van 14 september 2020 als volgt beslist (belanghebbende en de inspecteur zijn aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 11.164, vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.311;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 354 aan eiseres te vergoeden.”
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank op 22 oktober 2020 hoger beroep bij het Hof ingesteld. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.
2 Feiten
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld:
“1. Verweerder heeft op 7 februari 2019 een aangifte van eiseres geregistreerd ter zake van de registratie van een [merk], met een VIN-nummer eindigend op [xxx], hierna: de auto.
2. De auto heeft een datum eerste toelating 30 november 2017.
3. Eiseres deed voor de auto aangifte met gebruikmaking van een taxatierapport. Volgens eiseres is de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat van dit voertuig
€ 50.705, de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat bedraagt volgens eiseres € 6.250.
4. Op 14 februari 2019 is de auto geschouwd door DRZ. DRZ heeft de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat vastgesteld op € 49.957, de handelsinkoopwaarde in beschadigde staat is door DRZ vastgesteld op € 48.905.
5. Met dagtekening 18 oktober 2019 heeft verweerder de kennisgeving naheffingsaanslag bpm verstuurd voor het hierboven vermelde voertuig.
6. Desgevraagd heeft [eiseres] op 29 oktober 2019 een aantal facturen overgelegd.
7. Met dagtekening 8 november 2019 heeft verweerder de mededeling naheffingsaanslag bpm verzonden.
8. Met dagtekening 3 december 2019 heeft verweerder de naheffingsaanslag opgelegd en vastgesteld op een verschuldigde bpm van € 12.343.
9. Op 14 november 2019 heeft verweerder eiseres bezwaarschrift tegen de opgelegde naheffingsaanslag ontvangen.
10. Met dagtekening 21 februari 2020 heeft verweerder het verslag verzonden van het hoorgesprek van 20 februari 2020.
11. Met dagtekening 3 maart 2020 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan, waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.
3 Geschil in hoger beroep
In geschil is of de naheffingsaanslag bpm terecht en niet naar een te hoog bedrag is opgelegd.