Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:2394, 12-00052
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-04-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:2394, 12-00052
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 april 2013
- Datum publicatie
- 13 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:2394
- Zaaknummer
- 12-00052
Inhoudsindicatie
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2009.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00052
uitspraakdatum: 9 april 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 februari 2012, nummer AWB 10/1740, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente [P] (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Q] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2009 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2010, vastgesteld op € 13.235.000. Voorts is aan belanghebbende ter zake van de eigendom van de onroerende zaak voor het jaar 2010 een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) opgelegd van € 32.849,27. De beschikking en de aanslag zijn in één geschrift verenigd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens motiveringsgebreken.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 februari 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand blijven.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2013 te Arnhem. Namens belanghebbende is verschenen [haar gemachtigde]. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [.], vergezeld van [.], taxateur.
Ter zitting heeft de heffingsambtenaar een berekening van de bedrijfswaarde overgelegd, uitkomend op € 3.229.525.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een voetbalstadion, bestaande uit tribunes, een voetbalveld, lichtmasten, was- en kleedruimten, sanitaire ruimten, een cafetaria, bergingen en overige ruimten. Daarbij hoort voorts de ondergrond van het voetbalstadion en de omliggende grond met infrastructuur. De onroerende zaak maakt onderdeel uit van een stadioncomplex, dat naast het voetbalstadion bestaat uit kantoor- en bedrijfsruimten die in een ring om het stadion zijn gebouwd.
De onroerende zaak is gebouwd in 2007/2008 ter vervanging van het bestaande voetbalstadion. Het oude voetbalstadion werd vanaf 2003 aan een organisatie voor betaald voetbal (hierna: bvo) verhuurd voor een jaarhuur van € 170.000. Tussen belanghebbende en de gemeente [P] is de afspraak gemaakt dat de onroerende zaak aan de bvo zou worden verhuurd voor 25 jaar voor een jaarhuur van € 170.000. Daarbij is tevens overeengekomen dat belanghebbende de mogelijkheid zou krijgen in een ring rond de onroerende zaak bedrijfsruimten te bouwen, die zij in de commerciële sfeer kon verhuren.
In het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat als bedrijfsomschrijving van belanghebbende vermeld, voor zover van belang: “de (bevordering van de) realisatie van een voetbalstadion in de regio [P] als onderdeel van een gebiedsontwikkeling waarin plaats is voor realisatie van (commercieel) onroerend goed”.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2009.
Tussen partijen is niet in geschil dat moet worden uitgegaan van de gecorrigeerde vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, lid 3, van de Wet WOZ.
Belanghebbende bepleit primair een waarde van € 2.107.000 en subsidiair een waarde van € 3.229.000.
De heffingsambtenaar bepleit primair een waarde van € 13.235.000 en subsidiair een waarde van € 3.229.000.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, de uitspraak van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 2.107.000 dan wel € 3.229.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag OZB.
De heffingsambtenaar concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, de uitspraak van de heffingsambtenaar, tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 3.229.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslag OZB.