Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4448, 12/00588

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4448, 12/00588

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
2 juli 2013
Datum publicatie
12 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:4448
Formele relaties
Zaaknummer
12/00588

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Verwijzingsprocedure HR 14 september 2012, nr. 11/02192. Persoonlijke verplichting. Overdracht onderneming. Lijfrente bedongen als tegenprestatie voor overdracht melkveebedrijf?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00588

uitspraakdatum: 2 juli 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 27 maart 2009, nummer AWB 08/5334, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 368.326. Daarbij is ƒ 16.462 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 367.074 en de heffingsrente verminderd tot ƒ 16.404.

1.3

Belanghebbende is tegen de hiervoor genoemde uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 27 maart 2009 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof). Het gerechtshof heeft bij uitspraak van 1 april 2011, nr. 09/00181, het hoger beroep ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep in cassatie aangetekend bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 14 september 2012, nr. 11/02192 (hierna: het arrest), het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.6

De Inspecteur heeft, nadat het Hof hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, een conclusie na verwijzing ingediend. Belanghebbende heeft vervolgens eveneens een conclusie na verwijzing ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Hoge Raad ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2013 te Arnhem. Namens belanghebbende is ter zitting verschenen [.]. Namens de Inspecteur zijn verschenen [.].

1.9

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende en zijn echtgenote oefenden tot en met 31 december 1999 gezamenlijk een agrarische onderneming uit in de vorm van een maatschap. De onderneming betrof een melkveebedrijf, een varkensmesterij en een akkerbouwbedrijf.

2.2 Het tot de onderneming behorende melkquotum is in 1998 verkocht. Van de daarvoor ontvangen koopsom is ongeveer ƒ 509.000 gebruikt voor de verbouwing van de vroegere bedrijfswoning, de inrichting van deze woning en de aanschaf van een auto. Daarnaast is ongeveer ƒ 264.000 gebruikt voor de onderneming (aflossing rekening-courant bank en betaling bedrijfslasten). Als gevolg van deze verkoop is de melkproductie stilgelegd. Voor de bij de verkoop van het melkquotum behaalde boekwinst ad ƒ 772.614 is een vervangingsreserve gevormd.

2.3

Op 1 januari 2000 zijn geen melkkoeien meer aanwezig.

2.4

Het aandeel van belanghebbende in het ledenkapitaal van zuivelcoöperatie [A] is in 2000 omgezet in een depositorekening bij [A].

2.5 Belanghebbende en zijn echtgenote hebben op 20 oktober 2000[X] BV (hierna: de BV) opgericht. De BV is bij zogenoemde aanvullende overeenkomst van maatschap met terugwerkende kracht per 1 januari 2000 toegetreden tot de maatschap. Uit deze aanvullende overeenkomst van maatschap volgt dat belanghebbende en zijn echtgenote, naast kennis en arbeid, ieder hun aandeel in de agrarische onderneming hebben ingebracht.

2.6

Bij gelegenheid van het toetreden van de BV is de hiervoor in 2.2 genoemde vervangingsreserve gedeeltelijk vrijgevallen. Het vrijgevallen bedrag ad ƒ 733.984 is tot de stakingswinst gerekend.

2.7 Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in december 2000 elk een overeenkomst van lijfrente met de BV gesloten. Uit de overeenkomsten volgt dat belanghebbende en zijn echtgenote ieder een premie zijn verschuldigd ter grootte van onder meer de door ieder behaalde stakingswinst (ƒ 366.992). Tevens volgt uit deze overeenkomsten dat de premie wordt voldaan door verrekening met de koopsom ter zake van de overdracht van ieders aandeel in de onderneming aan de BV.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende de bij wijze van verrekening betaalde premie voor de bij de BV bedongen lijfrente voor zover betrekking hebbend op de vrijgevallen vervangingsreserve kan aanmerken als persoonlijke verplichting in de zin van artikel 45, lid 7, letter a, onder 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet).

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 82.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing