Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4475, 12/00511

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4475, 12/00511

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 juni 2013
Datum publicatie
10 juli 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:4475
Zaaknummer
12/00511

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting.

Projectontwikkelaar. Vergrijpboete voor niet (tijdig) betalen omzetbelasting ter zake van levering bouwgrond. Geen opzet of grove schuld.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer: 12/00511

uitspraakdatum: 25 juni 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 10 juli 2012, nummer AWB 10/1592, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P] (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 32.173. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.545. Bij beschikking is voorts een vergrijpboete opgelegd van € 16.086.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd en de boete verminderd tot € 4.800.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag bij uitspraak van 10 juli 2012 ongegrond verklaard, het beroep tegen de boetebeschikking gegrond verklaard en de vergrijpboete verminderd tot € 4.560.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de vergrijpboete hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek en nadere stukken ingediend. De Inspecteur heeft ervan afgezien een conclusie van repliek in te dienen.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [.], directeur van belanghebbende, en namens de Inspecteur [.].

1.7

Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd en voorgedragen en daarbij, zonder bezwaar van de wederpartij, bijlagen gevoegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende houdt zich bezig met projectontwikkeling. Hij is voor die activiteiten ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet).

2.2

In 2007 heeft belanghebbende grond verkocht met de kavelnummers 10 en 12 (hierna: de kavels) voor respectievelijk € 98.793 en € 118.793 inclusief omzetbelasting. Belanghebbende heeft de over deze leveringen verschuldigde omzetbelasting ten bedrage van € 34.739 niet op aangifte voldaan.

2.3

Op 30 maart 2009 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2007. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport van 2 april 2009.

2.4

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft de Inspecteur het in 2.2 genoemde bedrag aan omzetbelasting, na aftrek van de voorbelasting van € 2.566, derhalve per saldo € 32.173 van belanghebbende nageheven. Voorts heeft de Inspecteur bij beschikking de in geschil zijnde vergrijpboete van 50% opgelegd.

2.5

Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder de vergrijpboete verminderd op grond van de wanverhouding tussen de ernst van het vergrijp en de hoogte van de opgelegde boete.

2.6

De Rechtbank heeft met betrekking tot de vergrijpboete geoordeeld dat belanghebbende opzet kan worden verweten. Uit de gedingstukken, onder meer de nadere motivering van het bezwaar van 9 december 2009, heeft de Rechtbank afgeleid dat de directeur van belanghebbende het volstrekt oneens was met de verrekening van de teruggaaf omzetbelasting over het eerste kwartaal 2006 met de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2000 en dat dit één van de belangrijkste redenen was om de aangiften van latere kwartalen tot een te laag bedrag te doen. De Rechtbank heeft aannemelijk geacht dat de directeur van belanghebbende uit onvrede met de verrekening bewust ervoor heeft gekozen om de verschuldigde omzetbelasting voor het jaar 2007 niet te voldoen. Dat de verschuldigde omzetbelasting in de jaarrekening is vermeld doet hieraan naar het oordeel van de Rechtbank niet af op de grond dat gedragingen van belanghebbende na afloop van de aangifte- en betalingstermijn niet van belang zijn. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM in de bezwaar- en beroepsfase heeft de Rechtbank de vergrijpboete verminderd tot € 4.560.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de vergrijpboete, zoals deze luidt na de vermindering door de Rechtbank tot € 4.560, terecht is opgelegd. De naheffingsaanslag over het tijdvak
1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 is in hoger beroep niet meer in geschil.

3.2

Belanghebbende meent dat de vergrijpboete ten onrechte is opgelegd.

3.3

De Inspecteur neemt het tegengestelde standpunt in.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar voor zover deze uitspraken zien op de boetebeschikking en tot vernietiging van de boetebeschikking.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing