Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4883, 13/00202 tot en met 13/00204
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4883, 13/00202 tot en met 13/00204
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 juli 2013
- Datum publicatie
- 12 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:4883
- Zaaknummer
- 13/00202 tot en met 13/00204
Inhoudsindicatie
Wet WOZ.
Beroepschrift bij rechtbank is tijdig ingediend. Geen terugwijzing naar rechtbank. Compromis over waardevaststelling.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00202 tot en met 13/00204
uitspraakdatum: 2 juli 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 19 december 2012, nummers SBR 11/3404, SBR 11/3406 en SBR 11/3407, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Veenendaal (hierna: de heffingsambtenaar),
betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij in één biljet vervatte beschikkingen de waarde van de onroerende zaken [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal (hierna: de onroerende zaken) voor het kalenderjaar 2011 vastgesteld op respectievelijk € 235.000, € 254.000 en € 288.000.
De heffingsambtenaar heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011 de waarde van de onroerende zaken verminderd tot respectievelijk € 200.000, € 220.000 en € 245.000. Verder heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 218 toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Belanghebbende is tegen de uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Utrecht (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 19 december 2012 niet-ontvankelijk verklaard vanwege overschrijding van de beroepstermijn.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door [zijn gemachtigde]. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [.], bijgestaan door taxateur [.].
De griffier van het Hof heeft partijen bij brief met dagtekening 31 mei 2013 enkele vragen gesteld. Beide partijen hebben die vragen schriftelijk beantwoord.
Belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting een pleitnota ingebracht. Deze pleitnota is doorgestuurd aan de heffingsambtenaar. De pleitnota wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende heeft door vererving de eigendom verworven van de onroerende zaken.
Belanghebbende heeft bij brief van 21 juli 2011 een verzoek gedaan als bedoeld in artikel 26 van de Wet WOZ.
De heffingsambtenaar heeft ten aanzien van belanghebbende bij in één geschrift vervatte beschikkingen van 1 augustus 2011 de waarde van de onroerende zaken vastgesteld. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaken verminderd.
Bij brief met dagtekening 12 oktober 2011, ingekomen bij de Rechtbank op 14 oktober 2011, heeft de gemachtigde van belanghebbende beroep ingesteld. In dit beroepschrift is het volgende vermeld:
“Hierbij doe ik u toekomen het beroepschrift namens mijn cliënt, [A], tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de WOZ-waarde van het object [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal. Een machtiging treft u bijgevoegd aan (bijlage 1).
Feiten:
-
Belastingplichtige, [A], eigenaar van het object [a-straat 1] . Uit hoofde hiervan heeft belastingplichtige een WOZ-Beschikking ontvangen.
-
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar aangetekend.
-
Met dagtekening 1 september 2011 doet gemeente Veenendaal (Ut) uitspraak op bezwaar (bijlage 2).
Geschil:
-
In geschil is de hoogte van de WOZ-waarde van het object [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal naar waardepeildatum 1-1-2010.
-
Tevens is in geschil de proceskostenvergoeding welke enerzijds bestaat uit het niet vergoeden van de deskundigerapportage en het niet vergoeden van het verschijnen ter hoorzitting.
Standpunt belanghebbende:
-
(…)
-
(…)
-
(…) Om die reden verwijs ik u kortheidshalve naar de reeds door mij ingebrachte taxatierapporten (bijlage 3).
(…)”
Als bijlage bij het beroepschrift zijn gevoegd een machtiging welke is afgegeven door belanghebbende ([X]), de in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 1 september 2011, de taxatierapporten die blijkens het voorblad in opdracht van belanghebbende zijn opgesteld, en de factuur die door de gemachtigde aan belanghebbende is uitgereikt.
Bij faxbericht van 17 oktober 2011 heeft de gemachtigde van belanghebbende het volgende aan de Rechtbank medegedeeld:
“Naar aanleiding van telefonisch contact stuur ik u hierbij het aangepaste beroepschrift met betrekking tot de objecten [a-straat 1], [b-straat 1] en [b-straat 2] te Veenendaal.
In het voorgaande beroepschrift met dagtekening 12-10-2011 was de belastingplichtige per abuis verkeerd opgenomen. Excuses voor het ontstane ongemak. Hierbij doen wij u nogmaals het beroepschrift toekomen namens mijn cliënt [X]. De bijlagen van het beroepschrift zijn reeds in uw bezit.”
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de beroepstermijn is geëindigd op 13 oktober 2011, dat op 12 oktober 2011 namens [A] beroep is ingesteld, dat op 17 oktober 2011 namens belanghebbende ([X]) beroep is ingesteld, en dat derhalve het namens belanghebbende ingestelde beroep buiten de beroepstermijn is ingediend. De Rechtbank concludeert tot een niet-ontvankelijkverklaring van de beroepen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de ontvankelijkheid van de beroepen.
Belanghebbende betoogt dat uit de bijlagen bij het beroepschrift van 12 oktober 2011 volgt dat dit beroepschrift namens hem ([X]) is ingediend en dat de daarin vervatte beroepen derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard.
Indien de beroepen bij de Rechtbank alsnog ontvankelijk worden verklaard, bepleit belanghebbende een vermindering van de vastgestelde waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] tot € 159.000. De vastgestelde waarde van de onroerende zaken [b-straat 1] en [b-straat 2] is in hoger beroep niet langer in geschil. Tevens verzet belanghebbende zich tegen de hoogte van de in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de Rechtbank de namens belanghebbende ([X]) ingestelde beroepen terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Mochten de beroepen ontvankelijk zijn, dan sluit hij zich aan bij de door belanghebbende voorgestane waarde van [a-straat 1] van € 159.000.
Belanghebbende concludeert tot ontvankelijkverklaring van de beroepen en tot vermindering van de vastgestelde waarde van [a-straat 1] tot € 159.000.
De heffingsambtenaar concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank en subsidiair tot vermindering van de vastgestelde waarde van [a-straat 1] tot € 159.000.