Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5126, 11/00312
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-07-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5126, 11/00312
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 9 juli 2013
- Datum publicatie
- 19 juli 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:5126
- Zaaknummer
- 11/00312
Inhoudsindicatie
Wet WOZ.
Vaststelling waarde bedrijfshal. Gemeente slaagt in bewijslast.
Uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 11/00312
Uitspraakdatum: 9 juli 2013
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank) van 7 oktober 2011, nummer awb 10/1137, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Dronten (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 28 februari 2009 is de waarde van de onroerende zaak plaatselijk bekend [a-straat 1] (hierna: het object) naar de waardepeildatum 1 januari 2008 voor het kalenderjaar 2009 op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) vastgesteld op € 227 000. De beschikking is op één biljet verenigd met aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolheffing alsmede met twee aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Dronten, berekend naar het tarief voor niet-woningen ter zake van de eigendom onderscheidenlijk het gebruik van het object.
1.2. Het bezwaar tegen de beschikking is bij uitspraak van de Ambtenaar ongegrond verklaard.
1.3. Het beroep tegen die uitspraak is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld. Tot de stukken van het geding behoren voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier in deze zaak, het verweerschrift in hoger beroep en de aanvulling daarop, beide met de daarin genoemde bijlagen, alsmede de conclusie van repliek van belanghebbende.
1.5. Bij het onderzoek ter zitting op 7 mei 2013 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende alsmede namens de Ambtenaar [A].
1.6. Van de zitting is het proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Vaststaande feiten
Het object is een vrijstaande bedrijfshal van stalen constructie en afgewerkt met damwandprofielplaten in twee bouwlagen, ieder met een vloeroppervlakte 350 m². Het object is in 1997 gebouwd op een op het bedrijventerrein van [Z] gesitueerde kavel van 810 m², waarop volgens het geldende bestemmingsplan een extra bedrijfswoning mag worden gebouwd.
Op de begane grond van het object bevindt zich naast de opslagruimte een woonruimte. Op de verdieping bevindt zich eveneens een woonruimte, die een aparte opgang heeft door middel van de brandtrap aan de achterzijde van het gebouw.
3 Geschil, standpunten en conclusies van partijen
Partijen houdt verdeeld, of de vastgestelde waarde van het object terecht is gehandhaafd op € 227 000, zoals de Ambtenaar verdedigt, dan wel moet worden verminderd tot € 47 457, wat belanghebbende voorstaat.
Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.
Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende verzoekt in hoger beroep de vastgestelde waarde te verminderen tot € 47 457.
De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4 Beoordeling van het geschil
De Ambtenaar heeft de waarde van het object bepaald aan de hand van de gekapitaliseerde brutojaarhuur, uitgaande van een oppervlakte van 350 m² à € 35 voor de begane grond en € 17 voor de verdieping en met toepassing van een kapitalisatiefactor van 10,7. In het onderbouwende taxatierapport van [A] voornoemd zijn ter vergelijking genoemd de huurprijs van de loods [b-straat 1], die op 13 juni 2008 is ingegaan, alsmede de verkoopprijzen van de bedrijfshal [c-straat 1] (op 25 januari 2008 voor € 195 000) en van [d-straat 1] (op 2 september 2008 voor € 177 000).
Deze gegevens worden door belanghebbende vergeefs bestreden met zijn verwijzing naar de Nota gronduitgifteprijzen 2008 van de gemeente Dronten. Uit die Nota kan immers op geen enkele wijze worden afgeleid in welke verhouding de daarin vermelde prijzen op de waardepeildatum 1 januari 2008 staan tot huurwaarden van bedrijfsgebouwen die op de daar bedoelde bedrijventerreinen worden of zijn gerealiseerd.
Om dezelfde reden beroept belanghebbende zich vergeefs op de uitgifteprijs van € 71/m² volgens de voormelde Nota gronduitgifteprijzen 2008. Gesteld noch gebleken is dat in die prijs op de door belanghebbende bedoelde [e-straat 1] (halfzichtlocatie) een mogelijkheid is verdisconteerd om, zoals op belanghebbendes perceel is toegestaan, extra bedrijfswoningen op te richten. In zijn aanvullende hogerberoepschrift voert belanghebbende nog aan dat de door [A] voornoemd gehanteerde kapitalisatiefactor 10,7 nog ter discussie staat, doch deze is noch daar noch in de conclusie van repliek gemotiveerd bestreden.
Tegenover de gegevens waarmee de Ambtenaar de vastgestelde waarde onderbouwt, stelt belanghebbende geen objectieve gegevens van gelijk gewicht. De Ambtenaar is derhalve geslaagd in het van hem verlangde bewijs dat de vastgestelde waarde niet te hoog is.
De Ambtenaar verdedigt voorts terecht dat voor de toepassing van de Wet WOZ sprake is van één object. De gehele kavel is eigendom van belanghebbende. De op de kavel gebouwde bedrijfshal is eigendom van belanghebbende. De in de bedrijfshal op de begane grond gecreëerde woonruimte is bij belanghebbende in gebruik. De woonruimte op de verdieping die door zijn zoon [B] wordt bewoond, behoort – zo begrijpt het Hof belanghebbendes verklaringen ter zitting – bij het bedrijfsgedeelte van de bedrijfshal. De bedrijfshal is in gebruik bij belanghebbende. Belanghebbende heeft, tegenover de betwisting door de Ambtenaar, onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die kunnen leiden tot het oordeel dat het object meer dan één onroerende zaak in de zin van artikel 16 van de Wet WOZ zou omvatten. Voor zover belanghebbende zich met zijn stelling dat andere eigenaren van onroerende zaken bij hem in de buurt wél twee beschikkingen hebben gekregen beroept op het gelijkheidsbeginsel, faalt dit. Belanghebbende maakt, tegenover de weerspreking van de Ambtenaar dat het in die gevallen evenals in het onderhavige geval gaat om één gebruiker, geen feiten en omstandigheden aannemelijk op grond waarvan moet worden geoordeeld dat de door hem bedoelde gevallen gelijk zijn aan het zijne.
In hetgeen zo-even is overwogen ligt besloten, dat in het object delen zijn te onderscheiden die in hoofdzaak tot woning dienen, althans in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Een juiste toepassing van artikel 220e van de Gemeentewet brengt mee, dat die delen buiten aanmerking worden gelaten bij de bepaling van de heffingsmaatstaf. De Ambtenaar heeft ter zitting van het Hof desgevraagd verklaard dat hij geen rekening heeft gehouden met dat artikel 220e.
Overeenkomstig hetgeen is beslist in de uitspraak van dit Hof van 15 februari 2011, waarvan een afschrift zich in het rechtbankdossier bevindt, onderdeel 4.15, kan uitgaande van 120 m² woondeel op de begane grond en van 60 m² op de verdieping, van de vastgestelde waarde het 120/350e gedeelte van € 131 075 ofwel € 44 940 en het 60/350e gedeelte van € 63 665 ofwel € 10 914 worden toegerekend aan woondoeleinden.
Dit brengt mee dat de aanslag in de gebruikersbelasting moet worden verminderd tot een, berekend naar een heffingsmaatstaf van € (227 000 – 44 940 – 10 914 =) 171 146, derhalve tot 0,1393% daarvan ofwel € 238,41.