Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5458, BK 11-00268
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5458, BK 11-00268
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 18 juni 2013
- Datum publicatie
- 25 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:5458
- Zaaknummer
- BK 11-00268
Inhoudsindicatie
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2008. Hierbij is tussen partijen ook in geschil of artikel 18, lid 3, letter c, van de Wet WOZ, van toepassing is, hetgeen consequenties heeft voor de in aanmerking te nemen toestandsdatum (1 januari 2008 of 1 januari 2009). Bij de toestandsdatum 1 januari 2008 is tussen partijen niet in geschil dat de waarde € 500.000 is.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 11/00268
uitspraakdatum: 18 juni 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 28 juli 2011, nummer AWB 09/2688, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Gaasterlân-Sleat (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 26 te [Z](hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2008, voor het kalenderjaar 2009, vastgesteld op € 1.214.000. Voorts is aan belanghebbende voor het jaar 2009 ter zake van de eigendom van de onroerende zaak een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) opgelegd van € 2.242 en ter zake van het gebruik van de onroerende zaak is een aanslag OZB opgelegd van € 1.708. De beschikking en de aanslagen OZB zijn in één geschrift verenigd.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 28 juli 2011 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de waarde verminderd tot € 1.108.000 en bepaald dat de heffingsambtenaar de aanslagen OZB dienovereenkomstig dient te verminderen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 mei 2013 te Leeuwarden. Namens belanghebbende zijn verschenen [A]en [B]. Namens de heffingsambtenaar is verschenen [C], taxateur.
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een voorheen als camping in gebruik zijnd terrein (hierna: het terrein) met een centrumgebouw, een zwembad, een sanitaire ruimte en een berging. Het perceel heeft een oppervlakte van 31.074 m². Tevens heeft de heffingsambtenaar de onder 2.2 genoemde infrastructuur tot de onroerende zaak gerekend.
In 2008 is door belanghebbende besloten op het terrein een uitbreiding van het belendende bungalowpark te realiseren. Het belendende bungalowpark – [a-straat] 28 – bestaat uit veertig recreatiebungalows die allemaal vóór 2008 door belanghebbende zijn verkocht. Belanghebbende is na de verkoop van de recreatiebungalows eigenaar gebleven van de infrastructuur van het belendende bungalowpark (hierna: de infrastructuur).
Belanghebbende heeft op 16 juni 2008 een bouwvergunning voor het oprichten op het terrein van dertig recreatiebungalows met bergingen aangevraagd (hierna: de bouwaanvraag).
Aangezien de bouwaanvraag in strijd was met het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2004, was een vrijstelling op grond van (destijds) artikel 19, lid 1, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, noodzakelijk. Op 25 november 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gaasterlân-Sleat (hierna: college) besloten medewerking te verlenen aan bedoelde vrijstellingsprocedure. Op 5 december 2008 zijn het ontwerp-vrijstellingsbesluit en de bouwaanvraag ter inzage gelegd. Deze terinzagelegging voor de duur van zes weken is gepubliceerd in de Balkster Courant van 4 december 2008.
Het college heeft op 22 december 2008 en 15 januari 2009 zienswijzen ontvangen en heeft belanghebbende bij brief van 6 april 2009 bericht dat de vrijstellingsprocedure zal worden vervolgd. Dit brengt mee dat het ontwerp-vrijstellingsbesluit en de bouwaanvraag opnieuw ter inzage worden gelegd. Deze terinzagelegging voor de duur van zes weken is gepubliceerd in de Balkster Courant van 9 april 2009. Het college heeft in deze periode geen zienswijzen ontvangen.
De gevraagde bouwvergunning is op 29 oktober 2009 verleend.
In de loop van 2008 zijn de caravans van het terrein verwijderd. Op 1 januari 2009 was het terrein leeg. De dertig nog te bouwen recreatiebungalows met bergingen zijn bestemd voor de verkoop.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2008. Hierbij is tussen partijen ook in geschil of artikel 18, lid 3, letter c, van de Wet WOZ, van toepassing is, hetgeen consequenties heeft voor de in aanmerking te nemen toestandsdatum (1 januari 2008 of 1 januari 2009). Bij de toestandsdatum 1 januari 2008 is tussen partijen niet in geschil dat de waarde € 500.000 is.
Belanghebbende bepleit bij de toestandsdatum 1 januari 2009 een waarde van € 500.000.
De heffingsambtenaar bepleit bij de toestandsdatum 1 januari 2009 een waarde van € 1.108.000.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 500.000 en dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen OZB.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.