Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5459, BK 12-00034
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-06-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:5459, BK 12-00034
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 25 juni 2013
- Datum publicatie
- 25 juli 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:5459
- Zaaknummer
- BK 12-00034
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak van € 174.000 per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
Nummer 12/00034
uitspraakdatum: 25 juni 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 12 januari 2012, nr. AWB 11/1391, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld (hierna: de Heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 2 te [L], per waardepeildatum 1 januari 2010 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2011 vastgesteld op € 174.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerende zaakbelasting 2011 (OZB) wegens het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak voor het jaar 2011 vastgesteld.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de waardebeschikking en de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Assen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 12 januari 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en zijn echtgenote alsmede [A]namens de Heffingsambtenaar, bijgestaan door de taxateur [B].
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak, een omstreeks 1970 gebouwde recreatiewoning, zijnde een vrijstaande bungalow met een inhoud van circa 191 m3 met schuur gelegen op een perceel van ongeveer 3.015 m2(hierna: de recreatiewoning). De recreatiewoning is gelegen in een park met recreatiewoningen te [L].
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of de waarde van de onroerende zaak van € 174.000 per waardepeildatum 1 januari 2010 op een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt voormelde vraag bevestigend. Belanghebbende stelt hiertoe dat er na de uitspraak van de Rechtbank onvoldoende vergelijkingsobjecten resteren (te weten twee recreatiewoningen aan de [a-straat] 54 en [a-straat] 66) en dat deze vergelijkingsobjecten niet goed vergelijkbaar zijn met zijn recreatiewoning. Evenmin is volgens belanghebbende het door de Heffingsambtenaar aangedragen object [a-straat] 72 met een op 3 juni 2009 gerealiseerde verkoopprijs van € 165.000, dat door de Rechtbank buiten beschouwing is gelaten, goed vergelijkbaar. Belanghebbende stelt dat de WOZ-waarden van de vergelijkbare recreatiewoningen [a-straat] 53, [a-straat] 39 en van [a-straat] 70 tot een lagere WOZ-waarde van de recreatiewoning leiden en belanghebbende wenst daarom dat deze woningen als referentieobjecten worden gebruikt. Belanghebbende concludeert tot vaststelling van een WOZ-waarde van € 148.000.
De Heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat de waarde van de recreatiewoning niet te hoog is en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen hebben voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken en door hen is verklaard ter zitting.