Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6083, 13/00207

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6083, 13/00207

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
6 augustus 2013
Datum publicatie
23 augustus 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:6083
Zaaknummer
13/00207

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Periodieke lijfrente-uitkering. Box 1 of box 3?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummer 13/00207

uitspraakdatum: 6 augustus 2013

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X]te [Z](hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 27 december 2012, nummer AWB 12/2463, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P](hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.166 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 38.063. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 289.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 juli 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende bijgestaan door [[...]], alsmede [[...]] namens de Inspecteur, bijgestaan door [[...]].

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft op 1 mei 1993 bij AMEV als verzekeringnemer een levensverzekering afgesloten onder polisnummer [123456789](hierna: de polis). Belanghebbende is tevens de verzekerde. Op de polis is een koopsom gestort van ƒ 200.000. De koopsom is door belanghebbende nimmer ten laste van zijn belastbaar inkomen gebracht.

2.2

Op grond van de polis worden aan belanghebbende ten titel van lijfrente jaarlijks periodieke uitkeringen gedaan zolang belanghebbende (de verzekerde) leeft, maar uiterlijk tot 1 mei 2012. De uitkering bedraagt € 8.884 (ƒ 19.579,80) per jaar welke bij nabetaling plaatsvindt. De eerste uitkering heeft plaatsgevonden op 1 mei 1994 en de laatste uitkering op 1 mei 2012.

2.3

In de voorwaarden van de polis is op Clausuleblad 011 onder 2 opgenomen:

“Het recht op lijfrente kan niet worden afgekocht, vervreemd of dienen tot voorwerp van zekerheid. Er kan in het algemeen geen enkele handeling worden verricht die aan de verzekerde lijfrente geheel of gedeeltelijk het karakter van een lijfrente als bedoeld in bovengenoemde wettelijke bepalingen ontneemt.”

Op Clausuleblad 900 behorende bij de polis is echter het volgende opgenomen:

Bijzondere clausule

In afwijking van het gestelde in clausuleblad 011 artikel 2 kan deze polis dienen tot voorwerp van zekerheid.

2.4

Belanghebbende heeft op 28 april 2010 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2008 ingediend. Hij heeft daarbij een belastbaar inkomen uit werk en woning aangegeven van € 13.282. De jaarlijkse uitkering uit de polis is niet in de aangifte IB/PVV 2008 vermeld.

2.5

De Inspecteur heeft op 7 januari 2011 de definitieve aanslag IB/PVV 2008 opgelegd. Hierbij is door de Inspecteur op het aangegeven inkomen uit werk en woning een correctie aangebracht ter zake van de door belanghebbende ontvangen uitkering uit de polis voor een bedrag van € 8.884. Het belastbare inkomen uit werk en woning is bij deze aanslag vastgesteld op € 22.166.

2.6

Bij uitspraak op bezwaar van 20 april 2012 heeft de Inspecteur de bezwaren van belanghebbende afgewezen. Het daartegen gerichte beroep van belanghebbende is door de Rechtbank bij uitspraak van 27 december 2012 ongegrond verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur het belastbare inkomen uit werk en woning over 2008 terecht heeft gecorrigeerd met een bedrag van € 8.884.

3.2

Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend. Belanghebbende is van mening dat de polis tot de rendementsgrondslag van het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (Box 3), dient te worden gerekend. Hij stelt daartoe dat de polis niet afkoopbaar was, de Inspecteur tijdens een boekencontrole in 1997 de waarde van de polis in de heffing van de vermogensbelasting heeft betrokken, hij geen beroep kon doen op de bij de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001 getroffen overgangsregeling en dat hij destijds nog over voldoende fiscale ruimte voor aftrek van betaalde lijfrentepremies beschikte. Daarnaast doet belanghebbende een beroep op artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM), en op de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

3.3

De Inspecteur beantwoordt die vraag bevestigend. Hij stelt dat de aan belanghebbende uit hoofde van de polis toekomende uitkeringen belast dienen te worden volgens de zogenoemde saldomethode, en dat de uitkeringen op die grond vanaf 2004 in de belastingheffing dienen te worden betrokken als inkomen uit werk en woning (Box 1).

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 13.282.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing