Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6290, BK 12/00175

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6290, BK 12/00175

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 augustus 2013
Datum publicatie
30 augustus 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:6290
Zaaknummer
BK 12/00175

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of ten aanzien van belanghebbende het gelijkheidsbeginsel is geschonden, en meer specifiek de zogenoemde meerderheidsregel.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer: 12/00175

uitspraakdatum: 27 augustus 2013

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 29 mei 2012, nummer AWB 11/2083, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.939. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 81.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 mei 2012 gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.439, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.

1.4

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 juni 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] en A.J. van der Molen, namens belanghebbende, alsmede mr. [C] namens de Inspecteur, bijgestaan door [D]. Ter zitting zijn met toestemming van partijen eveneens de zaken met de nummers 12/00176 en 12/00177 behandeld.

1.7

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is geboren op 26 december 1952 en gehuwd met mevrouw [E].

2.2

Belanghebbendes echtgenote is als vrijwilliger werkzaam bij de stichting [F] te [Z] (hierna: [F1]).

2.3

[F1] is aangemerkt als een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI).

2.4

In de notulen van de bestuursvergadering van 16 december 2009 van [F1] is onder meer vastgelegd:

"T.a.v. de statuten wordt de volgende wijziging voorgesteld: Niet alleen het bestuur maar iedere vrijwilliger heeft recht op een vrijwilligersvergoeding. Aanvullend op de statuten stelt het bestuur daarom het volgende vast. Evenals vorige jaren wordt de vrijwilligersvergoeding, zoals in de statuten vermeld, vastgesteld op € 4,50 per uur. Dit met een maxima van € 150,- per maand en € 1500,- per jaar. Dit zijn de maximale fiscale normen die gelden voor vrijwilligerswerk. Afgesproken wordt om fiscale normen voortaan als vaste normen te hanteren en niet meer jaarlijks vast te stellen en te notuleren. Desgevraagd wordt medegedeeld , dat tot op heden medewerkers vrijwillig hebben afgezien van declaratie. Deze twee acties samen maken het mogelijk om de niet ontvangen vrijwilligersvergoeding op te voeren als aftrekpost voor de belastingen. Dit kan dan in het kader van ‘giften’. Er wordt besloten om op 28-12-09 een extra vergadering te beleggen om de notulen van de lopende vergadering vast te stellen.".

2.5

Op 31 december 2009 zijn bij notaris [G] te [L] de statuten van [F1] gewijzigd. Artikel 8, tweede lid, van de gewijzigde statuten luidt:

"De leden van het bestuur en alle vrijwilligers genieten ten laste van de kas der stichting geen beloning doch een onkostenvergoeding, welke per kwartaal wordt uitgekeerd en jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld.".

2.6

Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB/PVV 2008 een bedrag van € 5.999 aan overige giften opgenomen, zonder specificatie. Vanwege de voor de giftenaftrek geldende drempels is een bedrag van € 5.265 als giften afgetrokken en heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.167 aangegeven. Op verzoek van de Inspecteur stuurt belanghebbende op 23 december 2010 een specificatie en legt hij een brief over van [F1], waarin onder meer het volgende is vermeld:

"Hierbij verklaren wij dat mevr. [E], geboren 12-03-54, in 2008 wekelijks voor minimaal een dag per week bij ons werkzaam is geweest. De vergoeding ad € 1.500,- welke zij hiervoor belastingvrij kon ontvangen, heeft zij als gift geschonken aan de Stichting [F].”.

2.7

De Inspecteur is bij het opleggen van onderhavige aanslag IB/PVV 2008 afgeweken van belanghebbendes aangifte door de giftenaftrek in verband met het vrijwilligerswerk ten behoeve van [F1] niet toe te staan. De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning met een bedrag van € 1.772, waaronder de vrijwilligersvergoeding van [F1], verhoogd en vastgesteld op € 68.939.

2.8

In antwoord op vragen van de Inspecteur heeft [F1] bij brief van 26 november 2010 aan de Inspecteur onder meer geschreven:

"Het Bestuur van onze Stichting [F] te [Z] wenst haar medewerkers jaarlijks een belastingvrije, geringe financiële vergoeding toe te kennen voor hun meer dan gemiddelde inzet bij de werkzaamheden voor Boekhuis [F1]. Deze vergoeding is gerelateerd aan de maximaal toelaatbare normen die de fiscus hiervoor voorschrijft, te weten € 4,50 per uur met een maximum van € 1.500, per jaar. Ten tijde van de indiensttreding van de medewerkers is met hen een intake gesprek gehouden, waarin dit aan de orde kwam en waarbij hen de keuze werd gegeven, deze vergoeding daadwerkelijk te ontvangen, dan wel deze als gift terug te schenken aan de Stichting. In dat geval is aangegeven dat deze gift fiscaal aftrekbaar zou zijn. Deze keuze kon geheel vrijwillig en zonder enige dwang worden gemaakt. Tot op heden hebben alle medewerkers gekozen voor de laatste optie, waarbij door beide partijen is afgesproken dat een en ander met gesloten beurs zou plaatsvinden, dus zonder administratieve boekingen over en weer. Evaluatiegesprekken met de medewerkers vindt periodiek plaats.".

2.9

De Inspecteur heeft de Rechtbank desgevraagd bij brief van 8 november 2011in de procedure 12/177 (door de Rechtbank genummerd AWB 11/1039), die gezamenlijk is behandeld met belanghebbendes procedure en waarbij belanghebbende en de belanghebbende in procedure 12/00177 wederzijds toestemming hebben gegeven tot inzage in elkaars processtukken) onder meer als volgt geïnformeerd:

"Naar aanleiding van de zitting op dinsdag 25 oktober 2011, is de inspecteur in de gelegenheid gesteld om alsnog na te gaan of de door belanghebbende genoemde vrijwilligers voor het jaar 2008 een giftenaftrek hebben geclaimd vanwege het afzien van een vrijwilligersvergoeding ten aanzien van werkzaamheden voor [F1]. Bijgaand doe ik u in drievoud mijn reactie met bijlagen toekomen. In het onderstaande wordt nader ingegaan op de door belanghebbende genoemde personen.

Dat betreft de volgende personen:

1. [H]; in de aangifte IB 2008 heeft deze persoon geen giftenaftrek geclaimd ten aanzien van [F1]. Ik verwijs naar de specificatie van de giftenaftrek in bijlage 1;

2. [I]; in de aangifte IB 2008 wordt een tweetal geringe bedragen ten aanzien van [F1] in aftrek geclaimd. Namelijk een bedrag van € 12 en een bedrag van € 195, wegens 65 uren vrijwilligerswerk. In verwijs naar de giftenspecificatie in bijlage 2;

3. [J]; in de aangifte IB 2008 wordt een giftenaftrek geclaimd ten aanzien van [F1] van € 1.500. De definitieve aanslag is zonder verder onderzoek conform aan de aangifte vastgesteld. Ik verwijs naar bijlage 3 voor de nadere specificatie;

4. [K]; in de aangifte IB 2008 wordt een totaal bedrag van € 1.614 in aftrek geclaimd, bestaande uit een viertal giften aan de [M], CNV, abonn. FD en boekhandel [F1]. De definitieve aanslag is zonder nader onderzoek conform aan de ingediende aangifte opgelegd. Ik verwijs naar bijlage 4 voor een nadere specificatie.

De uitkomst van het bovenstaande en het eerdere onderzoek van de inspecteur is het volgende.

Allereerst wil ik opmerken dat van de 4 genoemde personen in feite één persoon (echt) vergelijkbaar is met belanghebbende. Dat betreft [J]. In deze aangifte is eveneens sprake van een vrijwilligersvergoeding, waarvan klaarblijkelijk wordt afgezien, ten bedrage van € 1.500.

A. Opsomming van de personen waarbij sprake is van een niet in aftrek geaccepteerde c.q. niet in de aangifte geclaimde giftenaftrek [F1]:

1. [N];

2. [O];

3. [P];

4. [Q];

5. [H].

B. Wel in aftrek (zonder nader onderzoek) geaccepteerde giftenaftrek [F1];

1. [R];

2. [B];

3. [I];

4. [J];

5. [K].

Waarbij, zoals reeds is opgemerkt, ten aanzien van de personen ad 4 en ad 5 een kanttekening wordt gemaakt. Er is namelijk geen sprake van een vergelijkbare situatie ten aanzien van belanghebbende. En ten aanzien van persoon ad 3 is ook nog eens sprake van een tweetal zeer geringe bedragen. De conclusie van het bovenstaande is dat er geen sprake is geweest van een bevoordeling van een meerderheid van vergelijkbare gevallen. De meerderheidsregel (Hoge Raad 26 november 2004, nr. 38843, BNB 2005/78, V-N 2004/63.2) is dan ook niet geschonden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is dan ook niet terecht.".

2.10

In reactie op de hiervoor onder 2.9 vermelde brief heeft belanghebbende bij brief van 5 december 2011 onder meer geschreven:

"In de zitting van 25 oktober jl. is de Belastingdienst Leeuwarden in de gelegenheid gesteld alsnog na te gaan of de door belanghebbende genoemde vrijwilligers van Stichting [F] ([F1]) voor het jaar 2008 al dan niet giftenaftrek hebben geclaimd vanwege het afzien van een vrijwilligersvergoeding ten aanzien van verrichte werkzaamheden voor [F1]. Alvorens inhoudelijk in te gaan op de uitkomsten van het onderzoek wil ik er uitdrukkelijk op wijzen, dat de Belastingdienst in haar reactie 8 november jl. voorbij is gegaan aan een aantal door mij ter zitting aangegeven zaken, waardoor het onderzoek onjuist en onvolledig is uitgevoerd. Daarbij gaat het om het volgende: Op de bewuste rechtszitting zijn met betrekking tot bovenstaande de namen van [H], [I], [J] en [K] namens mij vermeld. De Inspecteur, de heer [S] heeft daarop gevraagd om welke naam [S] het daarbij ging, omdat die naam twee keer op de desgevraagd, door [F1] indertijd opgeleverde vrijwilligerslijst stond. Namens mij is toen aangegeven dat het om [T] ging. De Inspecteur heeft op de productiestaat (zie bijlage 1) echter bij [T] expliciet een voorletter J met een aandachtspijltje gezet, terwijl de naam [T] slechts eenmaal voorkwam op de vrijwilligerslijst. Onverklaarbaar is, waarom de Inspecteur de naam [H] heeft uitgekozen voor haar onderzoek. Op de zitting is tevens namens mij aangegeven, dat de op de productiestaat vermelde [B] geen vrijwilliger is bij [F1], doch zijn echtgenote [R] en daardoor eerstgenoemde naam geschrapt diende te worden, In haar reactie dd. 8 november jl. wordt evenzogoed [B] weer opgevoerd als persoon, van wie een in dit kader gedane giftenaftrek is geaccepteerd. (…) Gelet op bovenstaande mag duidelijk zijn dat bij de onder A vermelde opsomming van personen de naam van [H] dient te worden verwijderd, of (en dat mag ook) deze eveneens toe te voegen aan de opsomming van personen onder B. De onder B vermelde naam [B] dient te worden verwijderd en de naam [T] dient aan B te worden toegevoegd. Conclusie is dan ook dat bij 4 personen geen aftrek is verleend en bij 5 wel, daarmee aangevend dat er sprake is van een meerderheid (de helft plus 1). In dit kader, doch ter zijde kan nog worden vermeld, dat het aantal, waarbij dezelfde giftenaftrek over 2008 door vrijwilligers van [F1] door middel van definitieve aanslagen is verleend, minimaal kan worden uitgebreid tot 8. Omdat de Inspecteur de vrijheid heeft genomen ongevraagd de naam [H] op te voeren, noem ik als toegevoegde personen [U], [V] en [W] ([Z]). Voor de volledige adresgegevens verwijs ik naar de lijst van vrijwilligers van [F1] die in het bezit is van de Belastingdienst.".

2.11

Bij brief van 31 januari 2012 heeft de Inspecteur de Rechtbank – in een parallelle procedure (door de Rechtbank genummerd AWB 11/1039, bij het Hof de zaak met het nummer 12/00177)) desgevraagd als volgt geïnformeerd:

"Bijgaand doe ik u een nadere reactie toekomen op de brief van de wederpartij van 7 december jl. Ik reageer in chronologische volgorde op het gestelde van de wederpartij.

1. [T]

In de aangifte is een niet gespecificeerde giftenaftrek geclaimd. Geen enkel jaar is nader onderzocht en er is dus te goeder trouw op de aangifte afgegaan.

2. [H]

Heeft in de aangifte(n) niet een giftenaftrek geclaimd.

3. [R]

De giftenaftrek ad € 1.500 is geaccepteerd. Dat was ook al bekend.

4. [U]

Deze aangifte is definitief geregeld. Er is géén giftenaftrek ten bedrage van € 1.500 geclaimd. Wel een giftenaftrek van € 200 in verband met niet gedeclareerde kosten als bestuurslid. Zonder naderonderzoek is deze aftrekpost geaccepteerd.

5. [V]

In de aangifte wordt een aftrek geclaimd van slechts een bedrag van € 100. Zonder nader onderzoek is dat geaccepteerd.

6. [W]

In de aangifte is géén giftenaftrek [F1] geclaimd.

Resumerend

Ten aanzien van de personen [O], [N], [P] en [E] is de aftrekpost giften [F1] ad € 1.500 niet geaccepteerd. Ten aanzien van [T] kan geen uitspraak worden gedaan. En de andere personen zijn niet vergelijkbaar, op één uitzondering na en dat betreft; [R]. De aangiften van de personen [J] en [K] zijn niet nader onderzocht en tellen mijns inziens niet mee. De personen [I], [V], [U] en [W] hebben niet de aftrek vrijwilligersverklaring ten bedrage van € 1.500 geclaimd. En tellen dus eveneens niet mee. Ik kom dan ook tot de conclusie dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel, in casus de meerderheidsregel, niet terecht is. Voor het overige verwijs ik naar de eerdere opmerkingen die in de processtukken zijn gemaakt.".

2.12

Bij brief van 11 februari 2012 heeft belanghebbende de Rechtbank onder meer als volgt geïnformeerd:

"Wij constateren dat:

1. Bij [I] wordt vermeld, dat de gevraagde aftrek € 12, bedraagt, terwijl bij de procedure van [O] over dezelfde [I] wordt geschreven, ik citeer de heer Mr. [S] in zijn brief aan de rechtbank van 8 november jl., waar de bijlagen zijn opgevraagd door de heer [D]: “2. [I]; in de aangifte IB 2008 wordt een tweetal geringe bedragen ten aanzien van [F1] in aftrek geclaimd. Namelijk een bedrag van € 12 en een bedrag van € 195, wegens 65 uren vrijwilligerswerk.” Het geciteerde is de juiste weergave en de aftrek is over 2008 verkregen.

2. Bij [W] is tussen haakjes door [X] aangegeven, dat het hier om [W] uit [Z] ging. De Belastingdienst heeft hoogst waarschijnlijk [W] uit [L] onderzocht die geen aftrek heeft verzocht. Dit in tegenstelling tot [W] uit [Z], die in 2008 de vrijwilligersvergoeding in aftrek als gift heeft geclaimd en verkregen.".

2.13

In hoger beroep heeft belanghebbende bij verweerschrift van 25 oktober 2012 onder meer de specificaties van de giften in het jaar 2008 overgelegd van [K] en [T]. Uit beide specificaties valt op te maken dat van de in de aangifte opgevoerde giften een bedrag is opgenomen van € 1.500 ter zake de vrijwilligersbijdrage van [F1].

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de vraag of ten aanzien van belanghebbende het gelijkheidsbeginsel is geschonden, en meer specifiek de zogenoemde meerderheidsregel.

3.2

De Inspecteur beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.3

Belanghebbende beantwoordt de hiervoor - onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing