Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6383, 12/00354 en 12/00355 LEE

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6383, 12/00354 en 12/00355 LEE

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 augustus 2013
Datum publicatie
9 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:6383
Zaaknummer
12/00354 en 12/00355 LEE

Inhoudsindicatie

Zuiveringsheffing. isverwerkingsbedrijf. Toepassing waterklasse. Schending vertrouwensbeginsel.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Zittingsplaats Arnhem

Nummers 12/00354 en 12/00355

uitspraakdatum: 27 augustus 2013

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV te[Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 oktober 2012, nummers Awb 11/1816 en Awb 11/2290, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van Tricijn belastingen te Zwolle (thans Lococensus te Zwolle, hierna: de heffingsambtenaar).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 2007 en 2008 aanslagen in de verontreinigingsheffing (2007) en zuiveringsheffing (2008) opgelegd voor de bedrijfsruimte op het adres [A-straat 1] te [Z] (beide heffingen hierna aangeduid als: zuiveringsheffing).

1.2

Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraken van 26 oktober 2012 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaak betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [.] de gemachtigde van belanghebbende, alsmede[.] namens de heffingsambtenaar[.] .

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende exploiteert op het adres [A-straat 1]te [Z]een visverwerkend bedrijf waarin voornamelijk platvis wordt gefileerd.

2.2

Op grond van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren zoals die luidde in de onderhavige jaren (hierna: de Wvo) juncto artikel 2 van het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water (hierna: het Besluit) kan belanghebbende worden ingedeeld in de zogenoemde waterklasse 10 waarbij een afvalwatercoëfficiënt, uitgedrukt in aantal vervuilingseenheden (hierna: v.e.) per m³ ingenomen water, behoort van 0,056.

2.3

Namens de heffingsambtenaar zijn in de perioden van 11 tot en met 17 december 2007, 4 tot en met 11 juli 2008 en 13 tot en met 19 november 2008 afvalwateronderzoeken uitgevoerd. Op grond van de bevindingen tijdens die onderzoeken heeft de heffingsambtenaar belanghebbende ingedeeld in waterklasse 11 waarbij een afvalwatercoëfficiënt, uitgedrukt in v.e. per m³ ingenomen water, behoort van 0,088.

2.4

De heffingsambtenaar heeft het waterverbruik dat van belang is voor de vaststelling van de aanslag zuiveringsheffing, voor 2007 vastgesteld op 4.882 m³ en voor 2008 op 6.017 m³. De verontreiniging door zogenoemde overige stoffen (28,63 v.e. in 2007 en 79,17 v.e. in 2008) is niet in geschil.

2.5

Bij brief van 26 augustus 2009 heeft de heffingsambtenaar - onder meer - het volgende aan belanghebbende bericht:

“ Teneinde te controleren of dit voor [belanghebbende] de juiste waterklasse is, heeft Waterschap Zuiderzeeland in de belastingjaren 2006 en 2007 en Tricijn belastingen in 2008 afvalwateronderzoek uitgevoerd. De in de voornoemde belastingjaren verkregen onderzoeksresultaten zijn in bijlage 2 weergegeven.

(…)

In de belastingjaren 2006 en 2007 is door Waterschap Zuiderzeeland gedurende een periode van 7 etmalen afvalwateronderzoek uitgevoerd. In het belastingjaar 2008 is door Tricijn belastingen gedurende een periode van twee meetweken (14 etmalen) afvalwateronderzoek uitgevoerd. Voornoemde afvalwateronderzoeken zijn allen tijdsproportioneel uitgevoerd, (…). De hoeveelheid geloosd water is hierbij vastgesteld door op de hoeveelheid ingenomen water de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater en de hoeveelheid ingenomen water ten behoeve van de ijsmachine in mindering te brengen.

(…)

De in de belastingjaren 2006 t/m 2008 verkregen onderzoeksresultaten geven mijn inziens een zeer betrouwbaar beeld van de werkelijke vervuilingswaarde van het door [belanghebbende] geloosde bedrijfsafvalwater. Om [belanghebbende] in een juiste waterklasse (vermoedelijk 11) te kunnen indelen, dient echter de vervuilingswaarde door meting, bemonstering en analyse te worden vastgesteld.

Teneinde een volumeproportioneel afvalwateronderzoek uit te kunnen voeren, is het wenselijk dat een hiervoor geschikte put wordt geplaatst. Deze put (…) zal op kosten van Tricijn belastingen (…) worden geplaatst. Na plaatsing zal Tricijn belastingen tevens zorg dragen voor de uitvoering van twee meetweken, waarbij de vervuilingswaarde door meting, bemonstering en analyse zal worden vastgesteld.”

2.6

In 2007 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag in de verontreinigingsheffing opgelegd van € 14.306,38, met inachtneming van een afvalwatercoëfficiënt van 0,056. In 2008 is aan belanghebbende een voorlopige aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 9.573,03 met inachtneming van een afvalwatercoëfficiënt van 0,056.

2.7

Op 31 maart 2008 heeft belanghebbende voor het jaar 2007 aangifte gedaan. In een bijlage bij de aangifte heeft zij de vervuilingswaarde van het geloosde afvalwater berekend op 299 v.e., voor de periode van 1 januari tot en met 31 oktober uitgaande van een afvalwatercoëfficiënt van 0,056 per m³ ingenomen water. Op 25 februari 2009 heeft belanghebbende voor het jaar 2008 aangifte gedaan van een vervuilingswaarde van het geloosde afvalwater van 336 v.e., uitgaande van een afvalwatercoëfficiënt van 0,056 per m³ ingenomen water.

2.8

Met dagtekening 14 december 2010 is aan belanghebbende voor 2007 een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 28.687,90 naar een aantal v.e. van 458,2, te weten 4.882 m³ maal 0,088, te vermeerderen met 28,63 v.e voor overige stoffen. Met dagtekening 26 april 2011 is aan belanghebbende voor 2008 een aanslag in de zuiveringsheffing opgelegd van € 41.981,34 naar een aantal v.e. van 608,69, te weten 6.017 m³ maal 0,088, te vermeerderen met 79,17 v.e. voor overige stoffen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de vraag of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of a) de aanslagen zijn opgelegd in strijd met het vertrouwensbeginsel en b) of de afvalwateronderzoeken op de juiste wijze zijn uitgevoerd.

3.2

Belanghebbende meent dat de aanslagen in strijd met het vertrouwensbeginsel zijn opgelegd omdat zij aan de brief van 26 augustus 2009 het in rechte te honoreren vertrouwen kan ontlenen dat over de jaren tot en met 2008 geen andere afvalwatercoëfficiënt zal worden toegepast dan die behoort bij waterklasse 10 van de tabel in artikel 22 van de Wvo. Met betrekking tot de vraag onder b) stelt belanghebbende zich op het standpunt dat het afvalwateronderzoek is uitgevoerd in strijd met het Besluit en bovendien in 2007 geen sprake is van een representatieve meting omdat geen rekening is gehouden met de omstandigheid dat de verwerking van kuitzieke vis in een gedeelte van het jaar een hogere vervuiling met zich brengt en er derhalve ook gemeten had moeten worden in een periode waarin geen kuitzieke vis werd verwerkt.

3.3

De heffingsambtenaar is de tegengestelde mening toegedaan en stelt dat de afvalwateronderzoeken juist zijn uitgevoerd en de aanslagen juist zijn berekend met toepassing van waterklasse 11.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vermindering van de aanslagen.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing