Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6386, 12/00636

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-08-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6386, 12/00636

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 augustus 2013
Datum publicatie
9 september 2013
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:6386
Zaaknummer
12/00636

Inhoudsindicatie

Leges.

Aanvraag herziening bestemmingsplan. Onverbindende verordening gemeente Wageningen. Overschrijding opbrengstlimiet.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00636

uitspraakdatum: 27 augustus 2013

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te[Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank te Arnhem van 18 september 2012, nummer AWB 12/888, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Wageningen (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Bij aanslag van 2 november 2011 is aan belanghebbende een aanslag opgelegd van € 21.894 aan leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een herziening van een bestemmingsplan.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak van 27 januari 2012 het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank te Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 18 september 2012 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar]

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld die door partijen in hoger beroep niet zijn bestreden:

“2.1 De activiteiten van [belanghebbende] bestaan uit projectontwikkeling en de handel in onroerend goed.

2.2 [

Belanghebbende] heeft van de gemeente Wageningen (hierna: de gemeente) een perceel grond aan de [A-straat 1] (hierna: het perceel), gekocht. Ten tijde van de verkoop had het perceel volgens het bestemmingsplan de bestemming "bedrijfsdoeleinden t.d.v. wasserij". In artikel 10, twaalfde lid, van de koopovereenkomst, door [belanghebbende] op 28 februari 2007 en door de gemeente op 13 maart 2007 ondertekend, staat onder meer het volgende vermeld:

"Verkoper garandeert (…) het volgende:

(…)12. verkoper heeft de verplichting * om koper in staat te stellen dat op het verkochte de bouw mogelijk wordt gemaakt van 12 woningen, type drive-in, elke bestaande uit vier bouwlagen (inclusief kelder/garage en kapconstructie); behoudens verplicht te betalen leges voor benodigde bestemmingsplanwijzigingen zal koper geen vergoeding aan verkoper verschuldigd zijn terzake van de medewerking door het gemeentelijk apparaat aan het in de vorige zin gestelde, noch vergoedingen voor het fonds bovenwijkse voorzieningen of voor andere van de gemeente vereiste medewerking. "

In de kantlijn bij dit artikellid is de volgende handgeschreven tekst toegevoegd:

"* De gemeente zal alles doen wat binnen haar vermogen ligt om het bestemmingsplan (vrijstelling) op voortvarende wijze tot stand te laten komen."

2.3 [

Belanghebbende] heeft het perceel bij notariële akte van 22 oktober 2008 geleverd gekregen van de gemeente. In de leveringsakte is de hiervoor aangehaalde bepaling als volgt verwoordt:

"12. verkoper heeft de verplichting (de gemeente zal alles doen wat binnen haar vermogen ligt om het bestemmingsplan (vrijstelling) op voortvarende wijze tot stand te laten komen) om koper in staat te stellen dat op het verkochte de bouw mogelijk wordt gemaakt van 12 woningen, type drive-in, elke bestaande uit vier bouwlagen (inclusief kelder/garage en kapconstructie); behoudens verplicht te betalen leges voor benodigde bestemmingsplanwijzigingen zal koper geen vergoeding aan verkoper verschuldigd zijn terzake van de medewerking door het gemeentelijk apparaat aan het in de vorige zin gestelde, noch vergoedingen voor het fonds bovenwijkse voorzieningen of voor andere van de gemeente vereiste medewerking.”

2.4

Bij brief van 27 oktober 2008 heeft [belanghebbende] een bouwplan (hierna: bouwplan 2008) ingediend voor het perceel voor de verkrijging van een bouwvergunning voor 12 grondgebonden woningen in drie verschillende typen. Tevens heeft eiseres verzocht om ten aanzien van het perceel het bestemmingsplan te wijzigen.

2.5

Bij brief van 4 december 2008 heeft de gemeente gereageerd op het verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan. In deze brief heeft de gemeente onder andere aangegeven:

" Procedure

Om tegemoet te komen aan uw verzoek is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Na ontvangst van de leges voor de bestemmingsplanprocedure, het aanleveren van de benodigde haalbaarheidsonderzoeken en het meest recente stedenbouwkundig ontwerp, wordt een start gemaakt met het opstellen van een ontwerpbestemmingsplan, het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende zes weken ter visie gelegd. In deze periode kan een ieder een zienswijze kenbaar maken. Na de tervisielegging volgt een afweging over de eventueel ingekomen zienswijzen, zodat vervolgens de gemeenteraad een besluit kan nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan. Eventueel volgt hierop beroep bij de Raad van State.

Gedurende de procedure wordt u verder geïnformeerd over het te doorlopen traject.

(…)

Fonds Bovenwijkse Voorzieningen

Voor dit project geldt normaliter een afdracht aan het fonds Bovenwijkse Voorzieningen. Bij een planologische ontwikkeling voor een woonbestemming geldt een vast bedrag van € 2.425,00 (exclusief BTW) per woning. In de koopovereenkomst d.d. 13 februari 2007, die wij bij besluit van 11 juli 2008 hebben bekrachtigd, is bepaald dat u aan ons geen afdracht verschuldigd bent.

(…)

Leges

Het tarief voor het in behandeling nemen van een verzoek om een herziening van het bestemmingsplan bedraagt volgens de Legesverordening 2008 € 15.752,00. U ontvangt hiervoor van ons een afzonderlijke acceptgiro. Pas na ontvangst van de leges, zal het opstellen van het ontwerp-bestemmingsplan in gang worden gezet.

Het is op voorhand niet zeker of deze procedure ook feitelijk leidt tot een herziening van het

bestemmingsplan. Indien na de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan op de

aanvraag negatief wordt besloten, wordt op aanvraag 25% teruggaaf van de geheven leges

verleend."

2.6 [

Belanghebbende] heeft de legesaanslag 2008 betaald.

2.7

Eind 2009 is het bestemmingsplan in procedure gebracht op basis van het door [belanghebbende] ingediende bouwplan 2008. Bij besluit van 8 februari 2010 heeft de gemeenteraad besloten om het bestemmingsplan[B] niet te wijzigen. Daarnaast heeft de gemeenteraad besloten om geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening ten behoeve van dat bestemmingsplan vast te stellen.

2.8 [

Belanghebbende] heeft geen rechtsmiddelen aangewend tegen het besluit van de gemeenteraad. Ook heeft zij niet verzocht om teruggaaf van de door haar betaalde leges ter grootte van 25% van de geheven leges.

2.9

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 7 februari 2011 de randvoorwaarden voor de locatie[B]vastgesteld (hierna: de Kadernota). Die randvoorwaarden maken het realiseren van twee bouwblokken met elk zes drive-in-woningen mogelijk.

2.10

Vervolgens is tussen de gemeente en [belanghebbende] een discussie ontstaan over de vraag wie het initiatief diende te nemen voor het in gang zetten van de wijziging van het bestemmingsplan.

2.11

In een brief van 10 mei 2011 hebben burgemeester en wethouders onder andere het volgende medegedeeld:

"In voornoemde brief neemt u ondermeer het standpunt in dat het voor de gemeente niet noodzakelijk is om over een concreet bouwplan te beschikken alvorens de bestemmingsplanprocedure in gang te zetten.

Vanzelfsprekend kan de gemeente uit eigen initiatief en binnen door de raad gestelde randvoorwaarden zelf overgaan tot het voorbereiden van een bestemmingsplan. De vraag die voorligt is namelijk niet of het mogelijk is, maar in hoeverre de gemeente gehouden is om (zelfstandig) de voorbereiding van een bestemmingsplanprocedure ter hand te nemen. Daartoe is niet zozeer het planologisch juridisch instrumentarium als wel de overeenkomst bepalend. Op grond van artikel 10 lid [12] van de koopovereenkomst heeft de gemeente de verplichting om u “ in staat te stellen dat op het verkochte de bouw mogelijk wordt van 12 woningen, etc”. Met andere woorden, de gemeente heeft niet de verplichting om uit eigen initiatief een bestemmingsplan vast te stellen, maar om het mogelijk te maken dat u een aantal woningen kan bouwen.

Daarmee ligt het initiatief tot het opstellen van de bestemmingsplanprocedure bij u en niet bij de gemeente. U zult dus een bouwplan dienen te maken, waar de gemeente dan aan zal meewerken. Voornoemd standpunt van de gemeente is u reeds meerdere malen schriftelijk meegedeeld en de correspondentie waar u kennelijk naar verwijst moet ook tegen die achtergrond worden bezien. Voor de goede orde: onder ‘bouwplan’ verstaan wij niet een complete vergunningaanvraag, maar een zodanige schets dat duidelijk is wat u op de locatie wilt gaan realiseren.

In uw brief wil de heer [A] het kennelijk doen voorkomen alsof de gemeente nu aan zet is. Het is echter vrij moeilijk voorstelbaar dat de gemeente met een bestemmingsplan aan de gang gaat, terwijl zij niet weet of dat voldoende grondslag biedt voor een nog door u te ontwikkelen bouwplan. Er zal toch tussen u en de gemeente overeenstemming moeten bestaan over welke invulling - met inachtneming van de Kadernota - binnen het bestemmingsplan wordt gegeven. Daartoe zult u - zo werkt toch iedere initiatiefnemer - eerst aan de gemeente moeten laten weten wat u gedacht had op de locatie te realiseren.

Kortom, de gemeente heeft een faciliterende en niet een initiërende rol. Het initiatief ligt bij u en van uw zijde mag dan ook verwacht worden dat u laat weten welke invulling van het bestemmingsplan u voorstaat op basis van de Kadernota. Met inachtneming van dat standpunt van u kan de gemeente dan aan de slag gaan met het in procedure brengen van een voorontwerp bestemmingsplan, er van uitgaande dat u de daarmee verband houdende leges heeft voldaan en de benodigde onderzoeken heeft overgelegd.”

2.12

Bij e-mailbericht van 22 juli 2011 heeft [belanghebbende], onder protest, een schetsplan (hierna: bouwplan 2011) ingediend bij de gemeente. [Belanghebbende] heeft twee varianten uitgewerkt voor het realiseren van twee bouwblokken met elk zes woningen met inachtneming van de Kadernota. Voorts staat in dit e-mailbericht:

"Nu thans aan uw eis is voldaan (Hof: tot het indienen van een schetsplan) roepen wij u opnieuw op het bestemmingsplan per omgaande vast te stellen."

2.13 [

De heffingsambtenaar] heeft met dagtekening 2 november 2011 de in geschil zijnde legesaanslag opgelegd aan [belanghebbende]. Deze legesaanslag is opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro). Omdat het volgens [de heffingsambtenaar] een ander bouwplan betrof dan het bouwplan 2008, heeft [de heffingsambtenaar] het bouwplan 2011 aangemerkt als (de basis voor) een nieuw verzoek om herziening van het bestemmingsplan. Volgens [de heffingsambtenaar] is voor het in behandeling nemen van het bouwplan 2011 sprake van een nieuw belastbaar feit, waarvoor op grond van de Legesverordening 2011 leges geheven dienen te worden.”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de leges terecht in rekening zijn gebracht.

3.2

Belanghebbende stelt dat de e-mail van 22 juli 2011 niet als een nieuwe aanvraag tot herziening van een bestemmingsplan kan worden aangemerkt doch, zo begrijpt het Hof haar standpunt, dat slechts sprake is van de voortgezette behandeling van het eerder ingediende verzoek. Zij stelt voorts dat het betalen van de legesaanslag 2008, bezien in samenhang met de hiervoor geciteerde koopovereenkomst en leveringsakte, moet worden aangemerkt als een anterieure overeenkomst op grond waarvan de vrijstellingsbepaling van artikel 4, negende lid, van de Verordening op de heffing en invordering van de leges 2011 (hierna: de Verordening) van toepassing is. Tot slot stelt belanghebbende dat de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel verbindende kracht ontberen omdat niet is voldaan aan de in artikel 229b van de Gemeentewet opgenomen opbrengstlimiet.

3.3

De heffingsambtenaar stelt dat de e-mail van 22 juli 2011 moet worden aangemerkt als een hernieuwde aanvraag tot herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in de Tarieventabel, dat de vrijstelling niet van toepassing is en dat de hiervoor bedoelde opbrengstlimiet niet is overschreden.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar, en tot vernietiging van de legesnota.

3.6

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing