Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6455, BK 12/00340
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6455, BK 12/00340
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 september 2013
- Datum publicatie
- 6 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:6455
- Zaaknummer
- BK 12/00340
Inhoudsindicatie
In geschil is of het bedrag van € 48.110 kan worden aangemerkt als een eigenwoningschuld waarvan de rente en de kosten behoren tot de aftrekbare kosten als bedoeld in artikel 3.120, lid 1, letter a, in verbinding met artikel 3.123 Wet IB 2001. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 12/00340
uitspraakdatum: 3 september 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 oktober 2012, nummer AWB 12/151, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.002. Daarbij is een bedrag van € 103 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 12 december 2011 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen bij uitspraak van 2 oktober 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft bij brief van 11 november 2012, ingekomen bij het Hof op 13 november 2012, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2013 te Leeuwarden. Belanghebbende is daar verschenen, vergezeld van zijn echtgenote. Namens de Inspecteur is verschenen [A].
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende is in de jaren 2004 tot en met 2007 leningen aangegaan ten bedrage van in totaal € 48.110.
Bij zijn aangiften IB/PVV voor de jaren 2004 tot en met 2007 heeft belanghebbende een bedrag van € 272.892 aangemerkt als schuld met betrekking tot de eigen woning. In dit bedrag zijn niet de in 2.1 genoemde leningen begrepen.
Belanghebbende heeft in 2008 zijn hypothecaire geldlening van € 272.890, alsmede de in 2.1 genoemde leningen, omgezet (herfinanciering) in een nieuwe (hypothecaire) lening.
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de onderhavige aanslag IB/PVV 2008 het bedrag van € 48.110 niet als eigenwoningschuld in de zin van artikel 3.120, lid 1, letter a, Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) aangemerkt, omdat belanghebbende de verbetering en het onderhoud niet met schriftelijke bescheiden heeft gestaafd. De daarop betrekking hebbende rente van € 2.174, notariskosten van € 9 en taxatiekosten van € 209, heeft de Inspecteur niet aanvaard als kosten met betrekking tot de eigen woning. De correctie van de taxatiekosten is niet in geschil.
De Inspecteur heeft op 21 september 2011 en 6 oktober 2011 de respectieve aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 en 2010 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangiften. Bij deze aangiften had belanghebbende het bedrag van € 48.110 als eigenwoningschuld aangemerkt.
De Rechtbank heeft de onderhavige aanslag IB/PVV 2008 in stand gelaten. Daartoe heeft de Rechtbank geoordeeld dat belanghebbende de verbetering en het onderhoud niet met schriftelijke bescheiden heeft gestaafd. Verder heeft de Rechtbank geoordeeld dat de Inspecteur niet in strijd met het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 en 2010 overeenkomstig de ingediende aangiften vast te stellen, terwijl voor de onderhavige aanslag IB/PVV 2008 de hoogte van de eigenwoningschuld wel is gecorrigeerd.
3 Geschil, standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of het bedrag van € 48.110 kan worden aangemerkt als een eigenwoningschuld waarvan de rente en de kosten behoren tot de aftrekbare kosten als bedoeld in artikel 3.120, lid 1, letter a, in verbinding met artikel 3.123 Wet IB 2001. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.
Belanghebbende heeft in hoger beroep niet betwist - hetgeen hij ter zitting desgevraagd heeft bevestigd - dat de aanslag in overeenstemming is met de toepasselijke wettelijke regelingen van artikel 3.120, lid 1, letter a, in verbinding met artikel 3.123 Wet IB 2001.
Wel heeft belanghebbende in hoger beroep betoogd dat de Inspecteur bij hem het in rechte te beschermen vertrouwen heeft gewekt dat het bedrag van € 48.110 als eigenwoningschuld zou worden aangemerkt. In dat verband wijst belanghebbende erop dat uit een rapport en brief van de Inspecteur van respectievelijk 20 februari 2001 en 29 oktober 2003 volgt dat ook zonder schriftelijke bescheiden sprake is van een eigenwoningschuld, en dat de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2009 en 2010 overeenkomstig de ingediende aangiften zijn vastgesteld. Voorts heeft belanghebbende betoogd dat het zorgvuldigheidsbeginsel is geschonden.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2008 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.819. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.