Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6476, BK 12/00127
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6476, BK 12/00127
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 september 2013
- Datum publicatie
- 6 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:6476
- Zaaknummer
- BK 12/00127
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht het bedrag aan rente en kosten in verband met de eigen woning heeft gecorrigeerd. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grief met betrekking tot de giftenaftrek laten varen en desgevraagd meegedeeld dat zijn klachten met betrekking tot de onzorgvuldige behandeling die hij zijdens de Belastingdienst heeft ervaren niet tot een concrete grief leiden.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummer 12/00127
uitspraakdatum: 3 september 2013
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 6 maart 2012, nummer AWB 11/1909, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.874. Tevens is een beschikking heffingsrente opgelegd ten bedrage van € 238.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.879.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 6 maart 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mr. [A] namens de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is geboren op 15 juni 1949 en is in het onderhavige jaar gehuwd.
Belanghebbende heeft zijn hoofdverblijf in een woning aan de [a-straat] 36 te [Z], waarvan hij eigenaar is (hierna: de eigen woning).
In de periode van 1995 tot en met 2000 heeft belanghebbende de eigen woning verbeterd en verbouwd. De werkzaamheden hebben onder meer bestaan uit de bouw van een carport, de uitbreiding van de garage, het plaatsen van een etage op de garage, de reparatie van het dak en de verbouwing van de badkamer. Voor een deel van de werkzaamheden heeft belanghebbende een aannemer in de arm genomen en voor het overige heeft hij de werkzaamheden zelf uitgevoerd.
Belanghebbende heeft de volgende leningen afgesloten in de periode van 1995 tot en met 2000:
Afsluitdatum Bank Omschrijving Rekeningnummer
A. 8 november 1996 Rabobank Hypotheek [00000000]
B. onbekend Rabobank Keuze Plus Hypotheek [00000001]
C. onbekend ING (v/h Postbank) Consumptief krediet [00000002]
D. 8 augustus 2000 Rabobank OpMaat Hypotheek [00000003]
De leningen worden hierna met de letters A, B, C of D aangeduid.
Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV voor voorgaande jaren de volgende bedragen aan eigenwoningschuld vermeld:
Per 31 december 1994 ƒ 174.000 (€ 78.957,76)
Per 31 december 1999 ƒ 325.000 (€ 147.478,57)
Per 31 december 2001 ƒ 415.000 (€ 188.319,00)
Per 31 december 2002 € 188.319
Per 31 december 2003 € 185.378
Per 31 december 2004 € 185.378
Per 31 december 2005 € 218.000
Per 31 december 2006 € 218.000
Per 31 december 2007 € 218.000
In de aangiften IB/PVV 2003 en 2004 heeft belanghebbende een eigenwoningschuld van € 185.378 vermeld. Dit bedrag bestaat uit lening A met een hoofdsom van € 140.000 en lening D met een hoofdsom van € 45.378. Met deze leningen heeft belanghebbende (deels) eerder afgesloten leningen afgelost.
In het jaar 2005 heeft belanghebbende de leningen A en D afgelost met geld verkregen uit nieuwe leningen van de Rabobank, rekeningnummers [00000004], ad € 185.000 (hierna: lening E) en [00000005], ad € 33.000 (hierna: lening F), derhalve met een totale hoofdsom van € 218.000. Op verzoek van de Rabobank zijn daarbij tevens afgelost de leningen B (saldo € 9.801,40) en C (saldo € 22.233,74) alsmede een schuld aan een creditcardmaatschappij van € 3.729,26.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar inzake de aanslagen IB/PVV 2005, IB/PVV 2006 en IB/PVV 2007 beroep aangetekend bij de Rechtbank. Daar was onder meer in geschil de hoogte van de renten en kosten in verband met de eigen woning. De Rechtbank heeft deze beroepen bij uitspraken van respectievelijk 2 december 2010, nr. AWB 10/30 en 1 september 2011, nrs. AWB 10/2151 en 10/2150 respectievelijk ongegrond, niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof tegen de uitspraak van de Rechtbank over de aanslag IB/PVV 2005. Op 26 juni 2012 heeft het Hof dit hoger beroep ongegrond verklaard. Tegen de uitspraken van de Rechtbank inzake de aanslagen IB/PVV 2006 en 2007 heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld; dit hoger beroep is wegens het niet betalen van griffierecht door het Hof niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft op 30 maart 2009 zijn aangifte IB/PVV 2008 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.959. In voormelde aangifte vermeldt belanghebbende - voor zover te dezen van belang is - een eigenwoningschuld van € 218.000 en een bedrag aan renten en kosten in verband met de eigen woning van € 8.315. Tevens claimt belanghebbende, na toepassing van de drempel van € 256, een giftenaftrek van € 1.244.
Bij de regeling van de aanslag IB/PVV 2008 corrigeert de Inspecteur voor zover hier van belang is de in aftrek gebrachte eigenwoningrente voor een bedrag van € 1.244 (€ 185.378/ € 218.000 x € 8.315= € 7.071 aftrekbaar) en weigert de Inspecteur de giftenaftrek van € 1.244.
Het verzamelinkomen wordt als volgt vastgesteld:
“Aangegeven verzamelinkomen € 20.959
Minder aftrek rente van schulden / kosten geldleningen eigen woning 1.244
De aftrek rente van schulden wordt vastgesteld op € 7.071
De eigenwoningschuld wordt vastgesteld op € 185.378
Geen aftrek ziektekosten en andere buitengewone uitgaven 3.427
Geen aftrek giften ] 1.244
----------
Vastgesteld verzamelinkomen € 26.874”
2.11` Bij uitspraak op bezwaar wordt het verzamelinkomen nader vastgesteld op € 22.879. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
“Vastgesteld verzamelinkomen € 26.874
Meer aftrek rente van schulden / kosten geldleningen 531 -/-
Aftrek ziektekosten en andere buitengewone uitgaven 3.464 -/ -
----------
Nader vastgesteld verzamelinkomen € 22.879”
Met betrekking tot de aftrekbare rente/kosten van geldleningen heeft de Inspecteur lening E volledig aangemerkt als eigenwoningschuld en lening F slechts ten dele. Hij heeft dit als volgt gemotiveerd:
“Bij de afhandeling van de aangifte 2005 is vastgesteld dat de betaalde rente als volgt dient te worden berekend:
- Rente lening [00000004] geheel aftrekbaar € 7.585
- Rente lening [00000005] 378/33.000 x € 1.485 - 17
---------
Aftrekbaar bedrag aan rente en kosten eigen woning € 7.602”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht het bedrag aan rente en kosten in verband met de eigen woning heeft gecorrigeerd. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof zijn grief met betrekking tot de giftenaftrek laten varen en desgevraagd meegedeeld dat zijn klachten met betrekking tot de onzorgvuldige behandeling die hij zijdens de Belastingdienst heeft ervaren niet tot een concrete grief leiden.
Belanghebbende beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag overeenkomstig de door hem ingediende aangifte met dien verstande dat de door hem opgevoerde giftenaftrek van – met in achtneming van de daarvoor geldende drempel - € 1.244, moet worden gecorrigeerd.
De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.