Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6524, 13/00003 en 13/00004
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6524, 13/00003 en 13/00004
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 september 2013
- Datum publicatie
- 16 september 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:6524
- Zaaknummer
- 13/00003 en 13/00004
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Bijtelling wegens privégebruik bestelauto terecht?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 13/00003 en 13/00004
uitspraakdatum: 3 september 2013nummer 06/001470121
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 8 november 2012, nummers AWB 12/1511 en 12/1512, in het geding tussen
belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 55.712 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 296. Daarbij is bij beschikking een verzuimboete aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van € 226 en heffingsrente in rekening gebracht van € 774.
Aan belanghebbende is voorts voor het jaar 2008 een aanslag in de Zorgverzekeringswet opgelegd ten bedrage van € 1.592. Daarbij is € 154 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Het door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank gegrond verklaard. De Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de Inspecteur opgedragen binnen zes weken na de dagtekening van haar uitspraak opnieuw uitspraak op de ingediende bezwaarschriften te doen. De Rechtbank heeft belanghebbende voorts een vergoeding van proceskosten toegekend van € 327,75 (zie 2.9) ter zake van in beroep gemaakte kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem (thans het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden; hierna: het Hof). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast voormelde stukken, voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien door partijen, al dan niet met bijlagen, in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 15 augustus 2013 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: [.] gemachtigde van belanghebbende alsmede [.] de Inspecteur, bijgestaan door [A] (manager Belastingdienst/CIE, Print & Mail).
De zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de op het jaar 2009 betrekking hebbende zaken met rolnummers 13/00005 en 13/00006.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de uitoefening van een autorijschool en daarnaast uit het verrichten van technisch onderhoud en revisiewerkzaamheden. Het adres van belanghebbende is [a-straat 1] te [Z]. Belanghebbende was in het onderhavige jaar (2008) voorts in dienstbetrekking werkzaam. Op zijn loon van € 5.328 is een bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) ingehouden.
Belanghebbende is door de Inspecteur uitgenodigd tot het doen van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/premie VV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw voor het jaar 2008 (hierna: de aangifte). De aangifte is niet vóór de door de Inspecteur gestelde termijn (1 mei 2010) ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van een zogenoemde, op 1 juni 2010 gedagtekende herinneringsbrief, waarin belanghebbende eraan wordt herinnerd dat hij de aangifte nog niet heeft gedaan, hij zulks alsnog dient te doen en dat hij daartoe tot 15 juni 2010 in de gelegenheid wordt gesteld. De brief vermeldt het adres [a-straat 1] te [Z]. In de brief heeft de Inspecteur belanghebbende voorts erop gewezen dat hij, wanneer hij niet reageert op de herinnering, een aanmaning zal krijgen en, wanneer niet of te laat wordt gereageerd op de aanmaning, een boete zal worden opgelegd.
De aangifte van belanghebbende is niet vóór 15 juni 2010 bij de Inspecteur ingediend. Volgens het automatiseringssysteem van de Inspecteur heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 24 augustus 2010, gericht aan het in 2.1 genoemde adres van belanghebbende, een aanmaning verzonden. Een afschrift van die brief behoort tot de gedingstukken. De brief behelst, voor zover hier van belang, het volgende.
‘Betreft
Aanmaning aangifte 2008
Geachte heer, mevrouw,
U moet over het jaar 2008 aangifte doen voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, en misschien ook voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet.
U hebt uitstel gekregen tot 1 mei 2010. Op 1 juni 2010 heb ik u een herinnering gestuurd om alsnog aangifte te doen. Misschien bent u vergeten om aangifte te doen, of heeft de aangifte ons niet bereikt.
Wat moet u doen?
U moet alsnog aangifte doen. Deze aangifte moet vóór 7 september 2010 bij ons binnen zijn.
(…)
Wat gebeurt er als u niet op deze aanmaning reageert?
U bent wettelijk verplicht om (op tijd) aangifte te doen. Als u niet reageert op deze aanmaning, zullen wij het inkomen moeten schatten. Ook krijgt u een boete als u niet of te laat reageert.
(…)’.
De aangifte van belanghebbende is niet vóór 7 september 2010 bij de Inspecteur ingediend.
Met dagtekening 17 juni 2011 heeft de Inspecteur ambtshalve een aanslag IB/premie VV 2008 en een aanslag Zvw 2008 aan belanghebbende opgelegd. De aanslag IB/premie VV is berekend naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning (box 1) van € 55.712 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen (box 3) van € 296. De aanslag Zvw 2008 is vastgesteld op € 1.592 (5,1% van het wettelijk gemaximeerde bijdrage-inkomen van € 31.231). Gelijktijdig met de aanslag IB/premie VV is aan belanghebbende voorts de onderwerpelijke verzuimboete van € 226 opgelegd wegens het niet doen van de aangifte en is aan heffingsrente in rekening gebracht € 774 onderscheidenlijk € 154.
Belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslagen, boetebeschikking en heffingsrentebeschikkingen. De dagtekening van het bezwaarschrift is 29 juli 2011. Het bezwaarschrift is op die dag door belanghebbende ter post bezorgd en op 1 augustus 2011 door de Inspecteur ontvangen. In de bezwaarprocedure werd belanghebbende vertegenwoordigd door de gemachtigde. In het bezwaarschrift is een verzoek gedaan tot vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten.
Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 27 februari 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar van belanghebbende wegens overschrijding van de bezwaartermijn niet-ontvankelijk verklaard.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door de Inspecteur. De Rechtbank heeft de uitspraken op bezwaar vernietigd en de Inspecteur opgedragen binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak van de rechtbank opnieuw uitspraak op de ingediende bezwaarschriften te doen. De Rechtbank heeft voorts belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend ten bedrage van € 655,50 ter zake van in beroep gemaakte kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de onderhavige zaken en de zaken met rolnummers 13/00005 en 13/00006. Daarbij heeft de Rechtbank een wegingsfactor van 0,5 gehanteerd.
Belanghebbende heeft op 18 december 2012 hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank. De Inspecteur heeft geen uitvoering gegeven aan de opdracht van de Rechtbank om opnieuw op de bezwaarschriften te beslissen.
In hoger beroep heeft de Inspecteur een op 8 februari 2013 door [B] – werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, Rechtshandhaving – ten aanzien van belanghebbende opgemaakt rapport overgelegd. Dit rapport behelst, voor zover hier van belang, het volgende.
“5. Onderzoek
Ik heb op 8 februari 2013 , in het kader van het hiervoor genoemde verzoek, de volgende systemen geraadpleegd:
DAS (Digitaal Archief Systeem)
FAA (Fiscale Afspraak Aanslag)
BBA (Belastingdienst brede Berichten Administratie)
ZP05 (SAP Dispositielijst)
Ik heb in DAS ten aanzien van betrokkene, inzake het document
aanmaning doen van aangifte IB 2008 het volgende waargenomen:
Dat op 17-08-2010 onder zoeksleutel [1234FAA2008] een Aanmaning aangifte 2008 met dagtekening 24 augustus 2010 en kenmerk FAA01.[1234] is gearchiveerd.
Ik heb in FAA ten aanzien van betrokkene, inzake het document aanmaning doen van aangifte IB 2008 het volgende waargenomen:
Dat er een aanmaning is geselecteerd op 10-08-2010 met dagtekening 24-08-2010 en een uiterste reactietermijn van 07-09-2010.
Ik heb in BBA ten aanzien van betrokkene, inzake het document aanmaning doen van aangifte IB 2008 het volgende waargenomen:
Dat er een bericht op 14-08-2010 is verzonden betreffende een Papieren_Formulier ter verwerking.
Ik heb in ZP05 ten aanzien van betrokkene, inzake het document aanmaning doen van aangifte IB 2008 geconstateerd dat dit document is opgenomen in één van de partijen documenten, genaamd FAAB01 Med./Afw. Uitstel-Herin. met generatienummers g0099 t/m g:0102.
Ik heb in ZP05 waargenomen dat de partij documenten met generatienummer g0099 t/m g:0102 in de periode 17-08-2010 t/m 20-08-2010 zijn aangeboden aan TNT Post.
Met postbedrijf TNT Post heeft de Belastingdienst/CA in het kalenderjaar 2010 contractueel vastgelegd dat partijen documenten van het soort als generatienummers g0099 t/m g:0102 worden bezorgd binnen 48 uren na aanbieding.
(…)
7. Ondertekening
Ik heb dit rapport op 8 februari 2013 te Apeldoorn opgemaakt.
[B]”
In een nader door hem in hoger beroep ingediend stuk heeft de Inspecteur voorts verslag gedaan van een bezoek van een aantal inspecteurs aan de Belastingdienst/CIE, Print & Mail te Apeldoorn. De inhoud van dit verslag dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in de kern in geschil of de onderhavige verzuimboete terecht aan belanghebbende is opgelegd. Voorts houdt partijen verdeeld tot welk bedrag belanghebbende recht heeft op vergoeding van proceskosten ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar, beroep en hoger beroep.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd, wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert kort gezegd tot vernietiging van de boetebeschikking en tot vergoeding van proceskosten tot een bedrag van in totaal € 2.358.
De Inspecteur concludeert kort gezegd tot handhaving van de boetebeschikking en tot vergoeding van proceskosten.