Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6627, BK 12/00255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:6627, BK 12/00255

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 september 2013
Datum publicatie
13 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:6627
Formele relaties
Zaaknummer
BK 12/00255

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is in geschil de waarde van de bij de verkrijging van het melkveebedrijf verkregen landbouwgronden ten behoeve van de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, letter q, van de Wet.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummer 12/00255

uitspraakdatum: 10 september 2013

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst Randmeren / Zwolle (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 juli 2012, nummer AWB 11/1218, 

in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is met dagtekening 13 april 2010 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd ten bedrage van € 11.940. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 84.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 17 juli 2012 gegrond verklaard en heeft de uitspraak van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd. De Rechtbank heeft daarbij de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.092,50 en gelast dat de Inspecteur het griffierecht vergoedt.

1.4

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B] (makelaar) en [C], alsmede, namens de Inspecteur, [D] en [E] RA.

1.7

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende dreef in de vorm van een eenmanszaak een melkveebedrijf in [L]. Door overheidsingrijpen is belanghebbende genoodzaakt geweest om het bedrijf op een andere locatie voort te zetten. Belanghebbende heeft bij akte van levering van 2 juni 2009, verleden voor notaris mr. [F], een melkveebedrijf gelegen aan de Warffumerweg 41 te [Z] verkregen (hierna: het melkveebedrijf) van [C] (hierna: de verkoper). De koopsom bedroeg € 2.500.000. Koper en verkoper zijn van elkaar onafhankelijke partijen en de koopsom van € 2.500.000 vertegenwoordigt de waarde in het economische verkeer van het geheel.

2.2

Volgens de akte van levering is op 25 maart 2009 een onderhandse akte van koop en verkoop opgemaakt. De overeengekomen koopsom is als volgt opgebouwd:

- woongedeelte inclusief een gedeelte van de schuur € 90.000

- de ondergrond van de woning groot 00.06.24 ha € 70.000

- de aangebouwde schuur € 50.000

- de bijschuur € 2.000

- de ligboxenstal € 140.000

- het erf groot ongeveer 1.09.76 ha € 100.000

- de ondergrond van de windmolen € 50.000

- de windmolen € 350.000

- de landbouwgronden groot 30.11.02 ha € 1.648.000

2.3

Van de koopsom van € 2.500.000 is in de aangifte overdrachtsbelasting voor een bedrag van € 1.648.000 een beroep gedaan op de cultuurgrondvrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, letter q, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet). De notaris heeft namens belanghebbende € 51.120 overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.

2.4

Tot de stukken van het geding behoort een taxatierapport van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle, waarin de taxateur [G] het volgende heeft vermeld:

(…)

Kadastrale omschrijving

Gemeente sectie nummer grootte

[H] A 837 6.67.33 ha

[H] A 850 18.24.84 ha

[I] K 139 3.44.78 ha

[I] K 140 2.91.07 ha

Gezamenlijk groot 31.28.02 ha

Gehanteerd waardebegrip

(…)

Waardebepaling

Bij de waardering is, tenzij anders aangegeven, rekening gehouden met alle bekende factoren die op de waarde van invloed kunnen zijn. Met eventuele bodemverontreiniging is bij de taxatie echter geen rekening gehouden.

Op onderstaande peildatum(s) is (zijn) de volgende grondslag(en) geschat op:

Peildatum Grondslag Geschatte waarde

2-6-2009 vrij te aanvaarden € 2.500.000

Waarde vaststelling na p.o

Woongedeelte 125.000

Kavel 6.24 are 35.000

--------------------------------------------------

sub totaal 160.000

--------------------------------------------------

aangebouwde schuur 50.000

bijschuren 5.000

ligboxenstal 187.500

verhardingen 48.500

bedr kavel 1.09.76 ha 100.000

windmolen 350.000

ondergrond windmolen 150.000

--------------------------------------------------

sub totaal 1.051.000 voor de wbr belast met 6% = 63.060

cultuurgrond 1.449.000

--------------------------------------------------

totaal 2.500.000

--------------------------------------------------

(…)”

2.5

De Inspecteur heeft bij brief van 5 april 2012 een overzicht gegeven van transacties in en rond [H] waarbij percelen landbouwgrond zijn overgedragen, en heeft hiervan in hoger beroep een verbeterd overzicht gegeven. In dit overzicht wordt geconcludeerd tot een gemiddelde hectareprijs van € 44.675, berekend over 42 transacties in de periode gelegen van 2 november 2006 tot en met 1 december 2011.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is in geschil de waarde van de bij de verkrijging van het melkveebedrijf verkregen landbouwgronden ten behoeve van de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, letter q, van de Wet.

3.2

De Inspecteur stelt dat het belaste gedeelte van de verkrijging op € 1.051.000 dient te worden vastgesteld en de waarde van de landbouwgronden op € 1.449.000 overeenkomstig de taxatie van de rijkstaxateur, en dat de cultuurgrondvrijstelling tot dit laatstgenoemde bedrag dient te worden beperkt. De Inspecteur stelt in dit kader dat een waarde van € 48.123 per hectare (€ 1.449.000 / 30.11.02 ha) gebruikelijk is.

3.3

Belanghebbende stelt dat de belaste verkrijging op € 852.000 dient te worden vastgesteld en de waarde van de landbouwgronden op € 1.648.000 overeenkomstig de tussen de verkoper en belanghebbende gemaakte verdeling vermeld in de akte van levering van 2 juni 2009. Belanghebbende stelt in dit kader dat de waarde van € 54.732 per hectare (€ 1.648.000 / 30.11.02 ha) niet ongebruikelijk is en gezien de voor de verkoper gunstige omstandigheden rondom de verkoop goed verklaarbaar. Belanghebbende heeft daarbij aangevoerd dat hij en de verkoper tegengestelde belangen hadden; belanghebbende had er belang bij om de afschrijfbare componenten zo hoog mogelijk te waarderen en verkoper had er belang bij om de niet-afschrijfbare componenten zo hoog mogelijk te waarderen.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot bevestiging van de uitspraak op bezwaar en bevestiging van de naheffingsaanslag.

3.6

Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing