Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7341, 12/00661, 662, 663, 664 en 665
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7341, 12/00661, 662, 663, 664 en 665
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 september 2013
- Datum publicatie
- 30 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:7341
- Zaaknummer
- 12/00661, 662, 663, 664 en 665
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting.
Vergrijpboetes terecht ? Vrijwillige verbetering?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers: 12/00661 tot en met 12/00665
uitspraakdatum: 24 september 2013
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
VOF [X], gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 2 oktober 2012, nummers AWB 11/5326, 11/5328, 11/5330, 11/5332 en 11/5334, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 18.235, alsmede bij beschikking een boete van € 9.117. Tevens is bij beschikking € 3.495 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 33.588, alsmede bij beschikking een boete van € 16.794. Tevens is bij beschikking € 5.137 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 31.413, alsmede bij beschikking een boete van € 15.706. Tevens is bij beschikking € 3.206 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 26.048, alsmede bij beschikking een boete van € 13.024. Tevens is bij beschikking € 1.313 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 17.986, alsmede bij beschikking een boete van € 8.993. Tevens is bij beschikking € 293 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 2 oktober 2012 ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [.] namens de Inspecteur. Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, na voorafgaande kennisgeving aan het Hof, niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, een vennootschap onder firma tussen twee echtgenoten, drijft een administratiekantoor. Daarnaast exploiteert zij onder de naam “[A]” een paardenstal. Voor deze activiteiten is belanghebbende als ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting (hierna: de Wet) aangemerkt.
Op 3 september 2009 heeft de Belastingdienst een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. Onderzocht is onder meer de juistheid van de aangiften omzetbelasting over de jaren 2004 tot en met mei 2010. Tijdens dit onderzoek hebben de controlerend ambtenaren geconstateerd dat het niet mogelijk is om aansluitingsberekeningen te maken tussen de omzet die in de administratie is vastgelegd en de gedane aangiften omzetbelasting. Zij hebben belanghebbende verzocht de aansluitingsberekeningen alsnog te maken. Belanghebbende heeft aan dit verzoek voldaan. Bij brief van 30 juni 2010 heeft zij alsnog suppletieaangiften omzetbelasting over de jaren 2005 tot en met 2009 bij de Inspecteur ingediend.
De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 23 juli 2010 (hierna: het controlerapport). In het controlerapport is onder meer het volgende vermeld:
“11.1 Vergrijpboete omzetbelasting
Over de correcties genoemd onder punt 6 zal naast de naheffingsaanslag een vergrijpboete ingevolge artikel 67f Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 worden opgelegd. De vergrijpboete bedraagt 50%.
(…)
De feiten en omstandigheden op grond waarvan deze vergrijpboete wordt opgelegd zijn dat gelet op de beroepsuitoefening van belastingplichtige het als bekend mag worden verondersteld dat een sluitende afdracht van omzetbelasting dient plaats te vinden. Belastingplichtige doet aangifte aan de hand van schattingen. Aan het eind van het jaar wordt de verschuldigde omzetbelasting die niet is afgedragen als schuld op de balans gezet, maar niet afgedragen. Voor dit feit is bij een vorig boekenonderzoek ook reeds een vergrijpboete opgelegd maar hier is door belastingplichtige geen lering uit getrokken.”
Met dagtekening 25 augustus 2010 zijn de naheffingsaanslagen, boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn als volgt berekend:
2005:
Verschuldigd: € 50.493
Reeds aangegeven en betaald: € 32.258
Nog te betalen € 18.235
2006:
Verschuldigd: € 69.223
Reeds aangegeven en betaald: € 34.734
Nog te betalen € 33.588
2007:
Verschuldigd: € 61.570
Reeds aangegeven en betaald: € 30.157
Nog te betalen € 31.413
2008:
Verschuldigd: € 60.678
Reeds aangegeven en betaald: € 34.630
Nog te betalen € 26.048
2009:
Verschuldigd: € 56.970
Reeds aangegeven en betaald: € 38.984
Nog te betalen € 17.986
De Rechtbank heeft met betrekking tot de opgelegde vergrijpboetes geoordeeld dat sprake is van voorwaardelijk opzet en dat de boetes terecht zijn opgelegd. De Rechtbank heeft geen aanleiding gezien de boetes te matigen.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de vergrijpboetes terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vermindering van de boetebeschikkingen.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.