Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7343, 12/00012 LEE
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-09-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7343, 12/00012 LEE
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 24 september 2013
- Datum publicatie
- 2 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:7343
- Zaaknummer
- 12/00012 LEE
Inhoudsindicatie
Wet WOZ.
Vaststelling waarde windturbines. Gemeente slaagt niet in bewijslast.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00012
uitspraakdatum: 10 september 2013
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 december 2011, nummer AWB 11/165, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad (hierna: de heffingsambtenaar)
1 Ontstaan en loop van het geding
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak (2 windturbines) gelegen aan [a-straat 1] te [Q], per waardepeildatum 1 januari 2009, voor het jaar 2010 vastgesteld op € 2.243.000. Tegelijk met deze beschikking zijn voorts de aanslagen onroerende-zaakbelasting 2010 (OZB) vastgesteld op € 11.394.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 2.119.000 en de opgelegde aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd tot € 10.712. Voorts heeft de heffingsambtenaar belanghebbende een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 218.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 5 december 2011 gegrond verklaard, de uitspraken van de heffingsambtenaar vernietigd, de bij beschikking vastgestelde waarde van de onroerende zaak verminderd tot € 1.992.708, de aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 970,66 alsmede gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Met dagtekening 2 mei 2013, ingekomen ter griffie van het Hof op 2 mei 2013, heeft belanghebbende een pleitnota met bijlagen, ingezonden. Afschriften daarvan zijn op 2 mei 2013 doorgezonden aan de heffingsambtenaar.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord[...], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door[...] (taxateur), alsmede [...] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [...](taxateur).
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende is eigenaar van twee windturbines van het type Enercon E-66, met een masthoogte van 70 meter en een capaciteit van 1800 kW per jaar.
De windturbines zijn in 2004 gebouwd en staan op een perceel met een totale oppervlakte van 12.232 m², waarvan 450 m² als ondergrond van de twee windturbines dienst doet. Partijen waarderen deze grond eenstemmig op € 13.500.
Windturbines van het type Enercon E-66 worden sedert 2007 niet meer gemaakt en zijn vervangen door het type E-70.
Door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG) zijn ten behoeve van de waardering van windturbines taxatiewijzers voor verschillende waardepeildata opgesteld: “Taxatiewijzer en kengetallen DEEL 12, Windturbines” (hierna: taxatiewijzer). De taxatiewijzers zijn in opdracht van de VNG tot stand gekomen in de zogenoemde Taxatietechnische Kerngroep. Daarin hebben deelgenomen de VNG, de Waarderingskamer, de gemeenten Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht en de taxatiebedrijven Oranjewoud, GeoTax, Ortec Finance, Thorbecke, TOG Nederland en SenS Vastgoed.
De taxatiewijzer voor de waardepeildatum 2010, bevat in onderdeel 4.1 een toelichting op de marktgegevens voor windturbines, waarbij tevens een tabel is opgenomen voor de indexering van de bouwkosten naar 2010, met als bron Bureau Documentatie Bouwwezen (hierna: BDB). Voor zover hier van belang luidt deze tabel als volgt:
“Indexeringstabel BDB excl. BTW
(…) |
2005 |
2006 |
2007 |
2008 |
2009 |
2010 |
(…) |
106,2 |
105,6 |
110,5 |
117,9 |
122,7 |
121,1 |
”
In een op 8 november 2010 gedagtekende “Aanpassing taxatiewijzer windturbines na akkoord over werktuigenvrijstelling” is vermeld dat door de VNG met EnergieNed, de koepelorganisatie van energieproducenten, en de Nederlandse Wind Energie Associatie (hierna: NWEA), de vereniging van exploitanten van windmolens, een akkoord is bereikt over de toepassing van de werktuigenvrijstelling bij de waardering van windturbines per waardepeildatum 1 januari 2009 en dat de werktuigenvrijstelling voor alle archetypen windturbines 30% bedraagt.
De Rechtbank heeft in beroep in goede justitie de waarde van de windturbines nader bepaald op € 1.992.708. De Rechtbank is daarbij uitgegaan van de volgende uitgangspunten, zich daarbij mede baserend op de in de taxatiewijzers en de in 2.4 bedoelde aanpassing opgenomen gegevens:
- vermogen per windturbine 1800 kW
- werktuigenvrijstelling 30%
- vervangingswaarde per kW ruwbouw na aftrek van de werktuigenvrijstelling en de correctie voor de masthoogte € 748
- technische afschrijving 0,735
- functionele afschrijving verdisconteerd in bouwkosten per kW
- waarde grond € 13.500
In een e-mail van 8 februari 2012 heeft [A] (hierna: [A]) van Enercon Benelux b.v. (de producent van de windmolens van belanghebbende) aan de gemachtigde van belanghebbende – voorzover hier van belang – met betrekking tot de aanschafkosten van de windturbine Enercon E-66 bericht:
“
Prijsniveau 2006 |
||
Aanschafprijs |
€ 1,452,000.00 |
|
Herstellkosten |
€ 791,521.00 |
55% |
Rohbaukosten |
€ 470,139.00 |
32% |
”
Bij brief van 15 mei 2013 aan de gemachtigde van belanghebbende, heeft[A] over de werktuigenvrijstelling met betrekking tot de windturbines van Enercon als volgt bericht:
“Er is nu “overeenstemming” tussen genoemde partijen in die zin dat nu ook door de VNG en IGG is erkend dat in een ENERCON molen meer electronica en daarmee werktuigen aanwezig zijn en dat tot uitdrukking komt komt door het hanteren van een werktuigenvrijstelling van 35% (in plaats van 30%). Aangezien er wat dat betreft in het basisontwerp van ENERCON turbines geen veranderingen zijn sinds de implementatie van het direct drive principe vanaf 1991 kan het percentage van 35% ook voor de voorgaande jaren als zodanig gehanteerd worden.”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is in geschil is of de waarde van de windturbines met ondergrond (hierna: de onroerende zaak) per waardepeildatum 1 januari 2009, ook na vermindering door de Rechtbank, te hoog is vastgesteld.
Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend en voert daartoe aan dat de heffingsambtenaar bij de waardebepaling onjuiste percentages hanteert voor de technische en functionele veroudering alsmede voor de werktuigenvrijstelling, welke percentages door de Rechtbank in haar uitspraak onverkort zijn overgenomen. Daarnaast dient, aldus belanghebbende, van een lagere vervangingswaarde te worden uitgegaan.
De heffingsambtenaar beantwoordt die vraag ontkennend.
Beide partijen hebben voor hun standpunt voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 1.688.000 alsmede tot dienovereenkomstige vermindering van de aanslagen. Voorts verzoekt belanghebbende het Hof om de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten waaronder de kosten van de door belanghebbende aangestelde taxateur.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.