Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7345, 12/00638, 639 en 640
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7345, 12/00638, 639 en 640
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2013
- Datum publicatie
- 9 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:7345
- Zaaknummer
- 12/00638, 639 en 640
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Formeelrechtelijke perikelen. Schending inlichtingenplicht. Omkering en verzwaring bewijslast. Herkomst contante stortingen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummers 12/00638, 12/00639 en 12/00640
uitspraakdatum: 1 oktober 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 september 2012, nummers AWB 10/2400, 10/2999 en 10/3309, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst, [P] (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.500. Tevens is een boete van € 1.022 opgelegd. Verder is een bedrag van € 553 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.500. Tevens is een boete van € 750 opgelegd. Verder is een bedrag van € 688 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 27.500. Verder is een bedrag van € 1.198 aan heffingsrente in rekening gebracht.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslag IB/PVV 2005, alsmede de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente en boetebeschikking gehandhaafd, de aanslag IB/PVV 2006 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.000, de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en de boetebeschikking verminderd tot € 620, en de voorlopige aanslag IB/PVV 2007 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.500 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente dienovereenkomstig verminderd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 20 september 2012 het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2005 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente en boetebeschikking niet-ontvankelijk verklaard, het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2006 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente ongegrond verklaard, het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2007 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente en boetebeschikking ongegrond verklaard, het beroep inzake de boetebeschikking 2006 gegrond verklaard, en de uitspraak op bezwaar inzake deze boetbeschikking alsmede de boetebeschikking vernietigd.
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 30 oktober 2012 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2013 te Arnhem. De zaken van belanghebbende (nummers 12/00638, 12/00639 en 12/00640) zijn gezamenlijk behandeld met die van haar partner [Y] (nummers 12/00641, 12/00642 en 12/00643). Namens belanghebbende zijn verschenen haar partner [Y], alsmede [haar gemachtigde], advocaat te Nijmegen. Namens de Inspecteur zijn verschenen [A] en [B].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt. Verder heeft belanghebbende met instemming van de Inspecteur ter zitting enige stukken ingebracht.
Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 Feiten
Belanghebbende woont samen met haar partner [Y]. Tot het gezin behoren twee kinderen, [AY] (geboren 1986) en [BY] (geboren 1994).
Op 20 september 2001 heeft belanghebbende een prijs in de staatsloterij gewonnen van f 100.015 (€ 45.385). Deze prijs is bijgeschreven op een bankrekening van belanghebbende.
Belanghebbende heeft op 6 juni 2002 een bungalow aan de [a-straat 1] te [Z] in eigendom verkregen. Op dezelfde dag heeft de [a-bank] een recht van eerste hypotheek verkregen op deze bungalow. De hoofdsom van de lening waarvoor deze hypothecaire zekerheid is verstrekt, bedroeg € 306.300.
Belanghebbende en haar partner zijn beiden werkzaam geweest bij [C] BV. Dit bedrijf hield zich bezig met verzekeringen (schade en leven), financieringen en hypotheken. Belanghebbende is eind jaren negentig in dienst getreden als officemanager. Bij akte van 5 december 2000 zijn aan belanghebbende 176 van de in totaal 352 aandelen in deze BV geleverd. De partner van belanghebbende is daar in 2001 in dienst getreden als accountmanager/relatiebeheerder. Bij vonnis van 7 mei 2003 is [C] BV failliet verklaard waardoor zowel belanghebbende als haar partner werkloos is geworden.
Volgens een uitdraai uit het systeem HSB (houderschapsbelasting) hebben de volgende zeven motorrijtuigen (waarvan één motor, twee bestelauto’s en vier personenauto’s) op naam van belanghebbendes partner gestaan:
Kenteken ingangsdatum einddatum model
[AA-BB-00] 4 april 20074 april 2007 Jaguar XJ Sport 3.2
[AA-BB-00] 24 november 200624 november 2006 Mercedes-Benz 250 TD
[AA-BB-00] 4 november 200426 mei 2005 Opel Combo C1.7D
[AA-BB-00] 2 juni 200322 augustus 2006 Lancia K 2.0 automaat
[AA-BB-00] 15 mei 20037 maart 2004 Suzuki GSX 400F
[AA-BB-00] 18 december 20028 april 2004 Fiat X 1/9
[AA-BB-00] 4 september 20021 mei 2005 Lancia Beta Monte Carlo
Verder heeft belanghebbendes partner ter zitting verklaard dat hij in de periode van 2001 tot 2006/2007 tevens eigenaar was van een Maserati met een Italiaans kenteken.
Volgens het systeem HSB hebben de volgende drie auto’s op naam van belanghebbende gestaan:
Kenteken ingangsdatum einddatum model
[AA-BB-00] 24 juli 2007 Alfa Romeo Spider 20T Cabriolet
[AA-BB-00] 15 augustus 200610 augustus 2007 Alfa Romeo 146 1.6T
[AA-BB-00] 4 september 20033 november 2004 Lancia Y10, 1.1, I.E.
Op 20 februari 2008 is een boekenonderzoek ingesteld bij belanghebbende en haar partner. De resultaten van dit boekenonderzoek zijn neergelegd in een rapport van 26 oktober 2009. Daarin is onder meer het volgende vermeld:
‘(…)
1 Reikwijdte van het onderzoek
In onze brief van 14 januari 2008 (…) is als doel van het boekenonderzoek aangekondigd de aanvaardbaarheid vast te stellen van:
- -
-
de aangiften vennootschaps- ([C] BV en [D] BV) en inkomstenbelasting van 2003 tot en met 2006;
- -
-
de aangifte omzetbelasting over de periode 01-01-2003 tot en met 31-12-2006.
Inperking reikwijdte van het onderzoek
Tijdens ons eerste gesprek op 20 februari 2008 te [Q] is direct duidelijk geworden dat [D] BV in de genoemde periode nog niet actief is geweest. Ook is duidelijk geworden dat [X] wel aandelen van [C] in haar bezit heeft maar dat zij geen bestuurster is geweest.
In overleg met [Y] en zijn gemachtigde [.] is overeengekomen om deze genoemde B.V.’s niet verder in het onderzoek te betrekken. (…)
3 Inkomstenbelasting
Aanleiding onderzoek
In ons eerste gesprek op 20 februari 2008 hebben wij u aangegeven dat uw privé-inkomsten en uitgaven aanleiding hebben gegeven om deze nader te onderzoeken. Daarvoor dienen wij inzage te krijgen over alle privé-vermogensbestanddelen van u beide over alle jaren. Deze gegevens heeft u ons toegezegd.
Tweede gesprek
Op 25 februari 2008 hebben wij u beiden gesproken op uw woonadres te [Z]. Op dat moment heeft u ons kopieën van enkele privé-bankrekeningen verstrekt. In het gesprek zijn verder enkele zaken naar voren gekomen die u alsnog nader zou toelichten en aantonen. Tot op heden hebben wij deze gegevens niet volledig ontvangen. Op 31 maart 2008 hebben wij u beiden schriftelijk nogmaals verzocht om de gevraagde informatie ter beschikking te stellen. Het betreft onder meer:
- -
-
Alle bankafschriften van u beiden over de jaren 2002 tot en met 2007;
- -
-
Overzichten van uw beide vermogens per 1 januari over de jaren 2002 tot en met 2008;
- -
-
Bewijsstukken inzake de door u gewonnen prijs;
- -
-
Bewijsstukken inzake de door u aangegane leningen, alsmede de bewijsstukken inzake de uitstaande leningen. Tevens zou u de mutaties op deze vermogensbestanddelen overleggen.
- -
-
Bewijsstukken inzake de door u in privé verkochte vermogensbestanddelen, zoals auto’s en dergelijke.
In bedoelde brief van 31 maart 2008 hebben wij u beiden gewezen op uw verplichtingen in gevolge artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelasting (AWR). Voorts hebben wij u ook opmerkzaam gemaakt inzake de mogelijke gevolgen bij het niet voldoen aan de vereisten van de AWR.
(…)
In een aangetekend schrijven van 17 november 2008, hebben wij u beiden nogmaals verzocht om de ontbrekende informatie te verstrekken. U bent wederom door ons gewezen op de mogelijke gevolgen (omkering bewijslast) bij het niet beantwoorden van onze vragen.
Verdere verloop
Eind 2008 zijn in verband met het verstrijken van de wettelijke termijnen voor de jaren 2003 en 2005 aanslagen opgelegd ter behoud van rechten. De nieuwe adviseur [.] heeft tijd nodig gehad om zich de kwestie eigen te maken. In februari 2009 heeft de adviseur de gevraagde bankrekeningen alsnog ter beschikking gesteld. Omdat niet al onze vragen zijn beantwoord, zijn op 23 februari 2009 wederom schriftelijke vragen gesteld. De reactie van 2 april 2009, heeft wederom nadere vragen opgeroepen. Deze zijn door ons op 2 juni 2009 verstuurd. Uiteindelijk is een brief met dagtekening 17 augustus 2009 ontvangen. Daarbij zijn enkele ontbrekende bankafschriften meegestuurd. Tevens is een verklaring van [E] ontvangen. In deze verklaring, die enkel is ondertekend door [E], staat dat [F] en [G] verklaren mede namens de overige ouders van [X] dat zij in de periode 2004 t/m 2007 € 50.000 hebben geleend aan hun dochter [X].
Nadien op 11 september 2009 is nog een brief van [de gemachtigde van belanghebbende] ontvangen met daarin het adres van [E] in Suriname. Tevens is vermeld dat van [E] geen Nederlands adres of een BSN-nummer bekend is.
Verklaring van [E]
Vanaf het tweede gesprek op 25 februari 2008 te [Z], hebben wij gevraagd om bewijsstukken c.q. het aannemelijk maken van:
- -
-
De bedoelde lening van de ouders van [X];
- -
-
De opbouw c.q. de data hoe de bedoelde lening is ontstaan;
- -
-
Hoe de gelden en in welke proporties/valuta zijn ontvangen;
- -
-
Een overzicht van de betaalde/verschuldigde renten alsmede een aflossingsschema.
Tot op heden is dus enkel de al eerder genoemde verklaring van [E] ontvangen. Deze verklaring is voor ons onvoldoende om als bewijs te dienen dat de bedoelde lening bestaat c.q. heeft plaatsgevonden. Wij stellen ons daarom op het standpunt dat niet volledig aan de wettelijke inlichtingenplicht inzake artikel 47 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is voldaan. In onderdeel 3.2 staat omschreven om welke informatie wij hebben verzocht. Het bewijs van de aldaar genoemde prijs in de Staatsloterij hebben we uiteindelijk zelf kunnen achterhalen. Wij zijn genoodzaakt om dit onderzoek af te werken met de ons op dit moment beschikbare gegevens.
Gevolgen
De ons ter beschikking gestelde bankrekeningen zijn door ons nader uitgewerkt. Opvallend zijn de vele contante stortingen op de diverse bankrekeningen. De herkomst van deze stortingen zijn tot op heden onverklaarbaar gebleven. Per jaar betreft het de volgende bedragen:
2003 € 15.524
2004 € 22.200
2005 € 30.650
2006 € 28.600
2007 € 40.300
Door deze contante stortingen waren de banksaldi zodanig dat de gebruikelijke vaste lasten konden worden voldaan. De contante opnamen voor huishoudelijke uitgaven per jaar bedragen:
2003 € 10.105
2004 € 9.800
2005 € 8.020
2006 € 10.800
2007 € 4.369
De onverklaarbare contante stortingen overtreffen de contante opnamen ieder jaar ruimschoots. Het huishoudelijk privé beschikbaar deel is dan ook ieder jaar negatief. Omdat er tot op heden geen aanvaardbare verklaring is gekomen inzake de herkomst van de contante stortingen moeten wij ervan uitgaan dat deze bedragen voortkomen uit een voor ons tot op heden onduidelijke bron van inkomen.
Wij hebben onderstaande berekening gemaakt op basis van de bij ons bekende gegevens zoals:
- -
-
€ 23.881 contant aanwezig geld per 1-1-2002 volgens schriftelijke opgave 2 april 2009, acceptabel gezien prijs in de Staatsloterij
- -
-
bankafschriften (niet compleet)
- -
-
aankoop auto’s
- -
-
de hogere hypotheek dan de aankoopprijs is volledig besteed aan de verbouwing
jaar 2002 2003 2004 2005 2006 2007
saldo van stortingen op rekeningen € 1.750 € 15.524 € 22.200 € 30.650 € 28.600 € 40.300
saldo van opnamen incl. privé € 26.704 € 10.613 € 9.800 € 8.020 € 10.800 € 4.369
saldo contant € 24.954 € 4.911- € 12.400- € 22.630- € 17.800- € 35.931-
opgegeven/berekend cash 1 januari € 23.881 € 33.835 € 7.621 nihil nihil nihil
totaal € 48.835 € 28.924 € 4.779- € 22.630- € 17.800- € 35.931-
extra privé-uitgaven
okt. auto gekocht van curator € 3.803
auto lancia [AA-BB-00] € 2.500
storting RC [D] € 20.597
auto opel [AA-BB-00] € 2.000
meer hyp.rente in aangifte dan bank € 2.500
auto [AA-BB-00] € 2.000
auto [AA-BB-00] € 4.000
Nodig privé-uitgaven € 15.000 € 15.000 € 15.000 € 15.000 € 15.000 € 15.000
rest cash voor volgend jaar € 33.835 € 7.621 nihil nihil nihil nihil
negatief privé neen neen € 44.876- € 37.630- € 34.800- € 54.931-
afgerond te corrigeren € 45.000 € 37.500 € 35.000 € 55.000
(…)