Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7744, BK 12/00285 en 12/00286
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7744, BK 12/00285 en 12/00286
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 15 oktober 2013
- Datum publicatie
- 18 oktober 2013
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:7744
- Zaaknummer
- BK 12/00285 en 12/00286
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur bevoegd was de navorderingsaanslagen vast te stellen. De Inspecteur stelt dat sprake is van een nieuw feit en subsidiair dat belanghebbende te kwader trouw is geweest. Belanghebbende betwist deze stellingen.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 12/00285 en 12/00286
uitspraakdatum: 15 oktober 2013
nummer /
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (gemeente [Y]) (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van rechtbank Leeuwarden van 24 juli 2012, nummers AWB 11/2926 en AWB 11/2927, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur).
1 Ontstaan en loop van het geding
De Inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2006 en 2007 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd en bij beschikkingen heffingsrente berekend.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de beschikkingen. Bij in één geschrift verenigde uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
Het beroepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 31 augustus 2012 ter griffie ingekomen.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2013 te Leeuwarden. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door drs. [A] RA en [B] FB. Namens de Inspecteur is verschenen [C], bijgestaan door [D]. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende als eiser wordt aangeduid en de Inspecteur als verweerder.
“1.1 Eiser, geboren op 2 mei 1949 is gehuwd met mevrouw [E] (hierna: echtgenote). In de onderhavige jaren was eiser werkzaam bij [L] als supervisor stedenbouw.
Op 14 januari 2002 kopen eiser en zijn echtgenote de woning aan de [a-straat] 1 te [Z]. Vanaf 1 juli 2004 staat eiser op dit adres ingeschreven.
De echtgenote is eigenaar van de woning [b-straat] 12 te [M] en staat op dit adres ingeschreven.
Eiser en zijn echtgenote leven niet duurzaam gescheiden van elkaar. De echtgenote is in het onderhavige jaar werkzaam bij [S] van [M] en verblijft door de week in [M] en in het weekend in [Z] bij eiser.
Door eiser en zijn echtgenote worden in hun aangiften IB/PVV 2006 zowel de woning [b-straat] 12 te [M] als de woning [a-straat] 1 te [Z] aangemerkt als eigen woning. In de aangiften IB/PVV 2006 wordt uitgegaan van fiscaal partnerschap.
Op 1 oktober 2008 verkoopt de echtgenote haar woning [b-straat] 12 te [M].
Eiser en zijn echtgenote kopen op 5 november 2008 de woning [c-straat] 310 te [M]. Vanaf dat moment staat de echtgenote op dit adres ingeschreven.
De door eiser ingediende aangiften IB/PVV 2006 en 2007 zijn door zijn gemachtigde op electronische wijze ingediend. Hiertoe is gebruik gemaakt van commerciële, althans niet door de belastingdienst beschikbaar gestelde software. De door gemachtigde van eiser hiervan gemaakte uitdraaien vermelden dat er twee woningen als eigen woning worden aangemerkt en dat van deze woningen respectievelijk 100% en 66,67% aan eiser worden toegerekend. Ter zake van beide adressen wordt een bedrag aan huurwaardeforfait vermeld. De hypotheekrente is uitgesplitst in 4 bedragen. De door verweerder overgelegde uitdraaien van de ingediende aangiften vermelden de onder 1.2 en 1.3 genoemde adressen. Er is bij de woning in [Z] een percentage van 100% vermeld, bij de woning in [M] staat geen percentage vermeld Het huurwaardeforfait en de hypotheekrenteaftrek zijn beide in één (totaal)bedrag vermeld.
De aanslagen IB/PVV 2006 en 2007 zijn zonder nader onderzoek, op geautomatiseerde wijze vastgesteld, overeenkomstig de ingediende aangiften.
Bij de aanslagregeling IB/PVV over het jaar 2008 heeft verweerder aan eiser in verband met de verkoop van de woning [b-straat] 12 te [M] vragen gesteld over de bijleenregeling en de geclaimde kosten van een monumentenpand.
Vervolgens wordt door verweerder met dagtekening 5 maart 2011 de onderhavige navorderingsaanslagen opgelegd:
IB/PVV 2006
Vastgesteld verzamelinkomen € 45.369
Bij: aftrek eigen woning € 22.942
Nader vastgesteld verzamelinkomen € 68.311
IB/PVV 2007
Vastgesteld verzamelinkomen € 39.084
Bij: aftrek eigen woning € 23.270
Nader vastgesteld verzamelinkomen € 62.176 ”.
Deze feiten zijn in hoger beroep niet betwist. Het Hof zal dan ook van deze feiten uitgaan. In aanvulling daarop stelt het Hof de volgende feiten vast.
Bij zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur een overzicht gevoegd van de elektronisch aangeleverde aangiftegegevens voor het jaar 2007, voor zover deze gegevens door de Inspecteur konden worden uitgelezen. Dit overzicht luidt voor zover hier van belang als volgt:
“- <InkEW>
<EWForfait>
<TotHuurwaardeEW>4714</ TotHuurwaardeEW>
<SpecHoofdverblijf>
<AdrHoofdverblijf>[a-straat] 1</AdrHoofdverblijf>
(…)
<BeginHoofdverblijf>01‑01</BeginHoofdverblijf>
<EindeHoofdverblijf>12‑31</EindeHoofdverblijf>
<WOZHoofdverblijf>333000</WOZHoofdverblijf>
<PercEW>100</PercEW>
</SpecHoofdverblijf>
<SpecHoofdverblijf>
<AdrHoofdverblijf>[b-straat] 12</AdrHoofdverblijf>
(…)
<BeginHoofdverblijf>01‑01</BeginHoofdverblijf>
<EindeHoofdverblijf>12‑31</EindeHoofdverblijf>
<WOZHoofdverblijf>786500</WOZHoofdverblijf>
<PercEW>67</PercEW>
</SpecHoofdverblijf>”
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur bevoegd was de navorderingsaanslagen vast te stellen. De Inspecteur stelt dat sprake is van een nieuw feit en subsidiair dat belanghebbende te kwader trouw is geweest. Belanghebbende betwist deze stellingen.
Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en gegrondverklaring van het beroep tegen de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de navorderingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.