Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7933, 13/00428 en 13/00429

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7933, 13/00428 en 13/00429

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 oktober 2013
Datum publicatie
31 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:7933
Zaaknummer
13/00428 en 13/00429

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting.

Bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard ? Bekendmaking aanslag aan juist adres?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 13/00428 en 13/00429

uitspraakdatum: 15 oktober 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 14 februari 2013, nummers AWB 12/3591 en 12/3598, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.744. Daarbij is een bedrag van € 750 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.209. Daarbij is een bedrag van € 438 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 juni 2009 de navorderingsaanslag IB/PVV 2008 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.813. De in rekening gebrachte heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 375.

1.4.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 juni 2009 de navorderingsaanslag IB/PVV 2009 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.289. De in rekening gebrachte heffingsrente is verminderd tot een bedrag van € 221.

1.5.

Belanghebbende is tegen de uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 14 februari 2013 de beroepen ongegrond verklaard.

1.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2013 te Arnhem. De zaken van belanghebbende (nummers 13/00428 en 13/00429) zijn gezamenlijk behandeld met de zaak van [A] (nummer 13/00430). Belanghebbende is vertegenwoordigd door [B]. Namens de Inspecteur is verschenen [C].

1.8.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in zijn aangiften voor de jaren 2008 en 2009 ziektekosten opgevoerd van respectievelijk € 3.904 en € 3.254, aftrekbare giften opgevoerd van respectievelijk € 1.712 en € 1.803, en scholingskosten opgevoerd van respectievelijk € 1.855 en € 2.028. Bij het doen van deze aangiften heeft belanghebbende gebruikgemaakt van de hulp van zijn gemachtigde [B].

2.2.

De Inspecteur heeft in 2010 de (primitieve) aanslagen IB/PVV 2008 en 2009 vastgesteld overeenkomstig de aangiften.

2.3.

Bij onderzoek in 2011 is bij de Inspecteur het vermoeden gerezen dat in elektronische belastingaangiften die van een bepaald IP-adres zijn ingediend, aftrekposten worden opgevoerd die niet met bewijsstukken onderbouwd kunnen worden. Hierbij zijn ook belanghebbendes aangiften naar voren gekomen.

2.4.

Naar aanleiding van voornoemd onderzoek heeft de Inspecteur bij brieven van 28 mei 2011, 2 augustus 2011 en 29 november 2011 belanghebbende verzocht de opgevoerde aftrekposten te onderbouwen. Belanghebbende heeft hieraan niet voldaan.

2.5.

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de navorderingsaanslagen de ziektekosten, de aftrekbare giften en de scholingskosten gecorrigeerd.

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur beschikte over het voor navordering vereiste nieuwe feit als bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat belanghebbende de aftrekposten op generlei wijze heeft onderbouwd. De Rechtbank heeft de navorderingsaanslagen – zoals deze na bezwaar zijn verminderd – gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur beschikt over het voor navordering vereiste nieuwe feit als bedoeld in artikel 16 AWR. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, houdt partijen nog verdeeld of belanghebbende te kwader trouw is. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend. Is navordering mogelijk, dan is de hoogte van de navorderingaanslagen tussen partijen niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslagen. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing