Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7934, 13/00430

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 15-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7934, 13/00430

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
15 oktober 2013
Datum publicatie
31 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:7934
Zaaknummer
13/00430

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Navordering. Aftrekposten. Nieuw feit?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00430

uitspraakdatum: 15 oktober 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 14 februari 2013, nummer AWB 12/356, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.647. Daarbij is een bedrag van € 72 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 14 december 2011 de navorderingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 14 februari 2013 het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2013 te Arnhem. De zaak van belanghebbende (13/00430) is gezamenlijk behandeld met de zaken van [A] (nummers 13/00428 en 13/00429). Belanghebbende is vertegenwoordigd door [B]. Namens de Inspecteur is verschenen [C].

1.6.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in haar aangifte voor het jaar 2009 zorgkosten opgevoerd ten bedrage van € 2.260, en aftrekbare giften van € 1.465. Bij het doen van deze aangifte heeft belanghebbende gebruik gemaakt van de hulp van haar gemachtigde [B].

2.2.

De Inspecteur heeft in 2010 de (primitieve) aanslag IB/PVV 2009 vastgesteld overeenkomstig de aangifte.

2.3.

Bij onderzoek in 2011 is bij de Inspecteur het vermoeden gerezen dat in elektronische belastingaangiften die van een bepaald IP-adres zijn ingediend, aftrekposten worden opgevoerd die niet met bewijsstukken onderbouwd kunnen worden. Hierbij is ook belanghebbendes aangifte naar voren gekomen.

2.4.

Naar aanleiding van voornoemd onderzoek heeft de Inspecteur bij brieven van 17 juni 2011 en 2 augustus 2011 belanghebbende verzocht de opgevoerde aftrekposten te onderbouwen. Belanghebbende heeft hieraan niet voldaan.

2.5.

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de navorderingsaanslag de zorgkosten en de aftrekbare giften gecorrigeerd.

2.6.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de Inspecteur beschikte over het voor navordering vereiste nieuwe feit als bedoeld in artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en dat belanghebbende de aftrekposten op generlei wijze heeft onderbouwd. De Rechtbank heeft de navorderingsaanslag gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur beschikt over het voor navordering vereiste nieuwe feit als bedoeld in artikel 16 AWR. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, houdt partijen nog verdeeld of belanghebbende te kwader trouw is. Belanghebbende beantwoordt beide vragen ontkennend, de Inspecteur bevestigend. Is navordering mogelijk, dan is de hoogte van de navorderingaanslagen tussen partijen niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de navorderingsaanslag. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing