Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8030, 11/00445 en 446

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8030, 11/00445 en 446

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22 oktober 2013
Datum publicatie
31 oktober 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:8030
Zaaknummer
11/00445 en 446

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Bijtelling autokostenfictie terecht. Gebruikelijk loon in concernverband

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 11/00445 en 11/00446

uitspraakdatum: 22 oktober 2013

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 28 april 2011, nummers AWB 08/3765 en 08/3766, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P] (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.657. Daarbij is voorts bij beschikking € 4.379 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een premie-aanslag in de Ziekenfondswet zelfstandigen (hierna: Zfw) opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van € 21.050. Daarbij is € 190 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3

Bij uitspraken op bezwaar zijn deze belastingaanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd door de Inspecteur.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 5 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: belanghebbende en zijn gemachtigde [.]. Namens de Inspecteur zijn verschenen en gehoord: [.].

1.8

Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was in het onderhavige jaar (2005) directeur-enig aandeelhouder van de vennootschap [X] Beheer b.v. (hierna: Beheer). Deze vennootschap hield alle aandelen in de vennootschappen [X] Vastgoed b.v (hierna: Vastgoed) en [A] b.v. (hierna: [A]). Van deze dochtervennootschappen was belanghebbende directeur. De vennootschappen verrichtten allerlei werkzaamheden met betrekking tot vastgoed. De vennootschappen hadden geen andere werknemers in dienst.

2.2

Beheer heeft aan belanghebbende in 2005 een personenauto (een Mercedes-Benz E270 CDI) ter beschikking gesteld. De cataloguswaarde van deze auto bedroeg € 58.072.

2.3

Belanghebbende heeft in 2005 een salaris van € 15.247 van Beheer ontvangen. Van Vastgoed en [A] heeft belanghebbende geen loon ontvangen.

2.4

In zijn aangifte IB/PVV 2005 heeft belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning verantwoord van negatief € 19.871.

2.5

Naar aanleiding van de bevindingen van een bij belanghebbende en genoemde vennootschappen ingesteld onderzoek, heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende ten onrechte een ‘bijtelling’ van € 12.775 (22% van € 58.072) op de voet van de regeling van het autokostenforfait achterwege heeft gelaten voor de ter beschikking gestelde personenauto en ten onrechte geen ‘gebruikelijk loon’ van in totaal € 117.000 (verminderd met € 15.247 is € 101.753) voor de dienstbetrekkingen met de drie vennootschappen heeft verantwoord. In verband hiermee is de Inspecteur afgeweken van de door belanghebbende ingediende aangifte en heeft hij de onderwerpelijke, naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 94.657 berekende aanslag IB/PVV 2005 vastgesteld alsmede de aanslag Zfw 2005 opgelegd, die is berekend naar een premie-inkomen van € 21.050 (het wettelijke maximum).

2.6

In bezwaar zijn de aanslagen gehandhaafd door de Inspecteur.

2.7

De Rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de aanslag IB/PVV 2005 en de aanslag Zfw 2005 tot te hoge bedragen zijn vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of de Inspecteur terecht een ‘bijtelling’ op de voet van de autokostenfictieregeling en een ‘gebruikelijk loon’ van € 101.753 (€ 117.000 -/- € 15.247) in aanmerking heeft genomen. Belanghebbende beantwoordt deze laatste vragen ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, die van de Inspecteur en kennelijk tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2005 tot nihil, tot vaststelling van een verlies over 2005 van € 19.871 en tot vernietiging van de aanslag Zfw.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing