Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8439, 12/00702

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8439, 12/00702

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
5 november 2013
Datum publicatie
22 november 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:8439
Zaaknummer
12/00702

Inhoudsindicatie

Successierecht.

Verkrijging aandelen. Bedrijfsopvolgingsfaciliteit van toepassing ? Materiële onderneming?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00702

uitspraakdatum: 5 november 2013

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z](hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 1 november 2012, nummer AWB 12/1377, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is in verband met de verkrijging krachtens erfrecht in verband met het overlijden van [A] op 16 oktober 2005 een aanslag in het recht van successie opgelegd ter grootte van € 186.907.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 november 2012 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [B], als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [C], alsmede mr. [D] en mr. [E] namens de Inspecteur.

1.7

Gelijktijdig zijn, met toestemming van partijen, de zaken met de hofkenmerken 12/00698 en 12/00701 behandeld.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

[A], de vader van belanghebbende, (hierna: erflater) is op 16 oktober 2005 overleden. Erflater heeft bij testament van 14 september 2001 over zijn nalatenschap beschikt. In het testament zijn de echtgenote en zijn drie kinderen, waaronder belanghebbende, tot erfgenamen benoemd.

2.2

Tot de nalatenschap van erflater behoorden onder meer alle aandelen in Holding [F] BV (hierna: de BV). Deze aandelen zijn krachtens het testament voor gelijke delen aan de kinderen gelegateerd.

2.3

Erflater was tot het jaar 2000 werkzaam bij een aan de BV gelieerde vennootschap waarin een schildersbedrijf werd geëxploiteerd. Sindsdien was hij gepensioneerd. Erflater heeft verder tot zijn overlijden, in zijn hoedanigheid van directeur en enig werknemer van de BV, werkzaamheden voor de BV verricht.

2.4

Op het moment van overlijden van erflater behoorde tot het vermogen van de BV een vijftiental panden die allen verhuurd zijn. De balansen per ultimo 2004 en 2005 (cijfers x € 1.000) zagen er - voor zover van belang - als volgt uit:

2005 2004 2005 2004

Panden

1.655

1.465

Eigen vermogen

906

672

Financiële vaste activa

326

351

Voorzieningen

639

813

Vlottende activa

67

34

Kortlopende schulden

553

380

Liquide middelen

49

14

2.5

In 2004 en 2005 heeft de BV voornamelijk huuropbrengsten gerealiseerd.

2.6

Tot de stukken van het geding behoort een lijst met door de BV in de periode 1978-2005 verrichte aan- en verkooptransacties onroerend goed van de BV. Voor zover van belang luidt deze als volgt:

Jaar Aan- of verkoop Aan- of (ver)koopsom

1978

Aankoop

Fl. 85.576

1982

Aankoop

Fl. 260.000

1984

Aankoop

Fl. 359.100

1985

Aankoop

Fl. 350.000

1986

Aankoop

Fl. 75.000

1988

Aankoop

Fl. 100.000

1988

Aankoop

Fl. 91.500

1990

Aankoop

Fl. 100.000

1991

Aankoop

Fl. 525.000

1992

Verkoop

Fl. 100.000

1992

Aankoop

Fl.260.000

1993

Verkoop

Fl. 122.000

Onbekend

Verkoop

Onbekend

1994

Verkoop

Fl. 430.000

1994

Verkoop

Fl. 91.500

1998

Aankoop

Fl. 420.000

1998

Verkoop

Fl. 500.000

1999

Verkoop

Fl. 242.500

2002

Aankoop

€ 462.500

2003

Aankoop

€ 210.000

2003

Aankoop

€ 191.500

2005

Aankoop

€ 210.000

2.7

Voorts heeft belanghebbende een rendementsoverzicht overgelegd waarin het volgende is opgenomen:

Jaar

Zichtbaar eigen vermogen

Resultaat na belastingen

Rendement BV in % van eigen vermogen

Rendement Markt (rapport IVBN)

1995

227.841

33.329

14,6

10,5

1996

268.259

50.327

18,8

11,6

1997

257.077

46.655

18,1

12,3

1998

494.529

66.847

13,5

14,3

1999

577.598

69.069

12,0

15,3

2000

713.598

89.529

12,5

15,5

2001

737.308

102.043

13,8

11,1

2002

846.035

108.727

12,9

8,7

2003

963.338

117.303

12,2

7,1

2004

672.982

117.863

17,5

7,7

2005

906.000

233.000

25,7

9,8

2006

1.263.000

417.000

33,0

12,2

2007

1.388.000

213.000

15,3

11,0

2008

1.835.000

505.000

27,5

3,4

Gemiddeld behaald rendement 1995 t/m 2008

17,7

10,8

De marktgegevens in de laatste kolom komen uit het rapport “De vastgoedbeleggingsmarkt in Nederland 2008”.

2.8

Na overlijden van erflater heeft belanghebbende vanwege haar erfrechtelijke verkrijging aangifte voor het recht van successie gedaan. Na correctie is de aanslag in het recht van successie vastgesteld op € 186.907. Belanghebbendes bezwaar tegen het niet toepassen van de zogenoemde bedrijfsopvolgingsregeling (hierna: BOR) is door de Inspecteur afgewezen. Hiertegen heeft belanghebbende tevergeefs beroep ingesteld bij de Rechtbank.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de te belasten erfrechtelijke verkrijging juist is vastgesteld. In bijzonder is in geschil of belanghebbende met betrekking tot de waarde van haar aandelen in de BV recht heeft op toepassing van de BOR.

3.2

Belanghebbende meent primair dat de BOR dient te worden toegepast omdat de BV een materiële onderneming, zoals is bedoeld in artikel 35b, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Successiewet 1956 (hierna: SW), wettekst 2005, drijft. Subsidiair meent zij met een beroep op het gelijkheidsbeginsel dat zij recht heeft op toepassing van de BOR.

3.3

De Inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en van die van de Inspecteur, alsmede tot verlaging van de onderwerpelijke aanslag in verband met de toepassing van de BOR.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing