Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8446, 13/00097
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-10-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8446, 13/00097
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 29 oktober 2013
- Datum publicatie
- 22 november 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:8446
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2014:2791
- Zaaknummer
- 13/00097
Inhoudsindicatie
BPM.
Taxivervoer. Van toepassing op vrijwilligersvervoer?
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00097
uitspraakdatum: 29 oktober 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] , gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 december 2012, nummers AWB 12/206 en AWB 12/207, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 maart 2009 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 7.151. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 282 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Aan belanghebbende is voorts over het tijdvak 27 maart 2009 tot 27 maart 2012 een naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd van € 13.260, alsmede bij beschikking een bedrag van € 514 aan heffingsrente in rekening gebracht.
Op de bezwaarschriften van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep met betrekking tot de naheffingsaanslag omzetbelasting gegrond verklaard, de desbetreffende uitspraak op bezwaar, de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente vernietigd en het beroep met betrekking tot de BPM ongegrond verklaard. Voorts heeft de Rechtbank gelast dat de Inspecteur het betaalde griffierecht van € 302 vergoedt.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A], namens belanghebbende, alsmede [B] en [C] namens de Inspecteur.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota overgelegd en voorgedragen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Belanghebbende, een stichting, is bij notariële akte van 25 maart 2009 opgericht. Enig bestuurder is [A]. Belanghebbende heeft volgens haar statuten tot doel het verzorgen van recreatie voor ouderen en het verrichten van alle verdere handelingen die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn. Belanghebbende tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door het organiseren van culturele, sportieve, recreatieve uitgaansactiviteiten, reizen, vrijwilligersvervoer en mentale cognitieve begeleiding.
Belanghebbende heeft op 27 maart 2009 een personenauto aangeschaft (Mitsubishi Outlander, kenteken [AA-BB-00]; hierna: de auto). De koopprijs bedroeg € 47.496. Hierin is een bedrag van € 13.260 aan BPM begrepen en een bedrag van € 5.458,91 aan omzetbelasting.
De betaalde omzetbelasting is op belanghebbendes verzoek aan haar terugbetaald. Belanghebbende heeft de Inspecteur op 28 maart 2009 verzocht om teruggaaf van de betaalde BPM. Bij beschikking van 24 juli 2009 is de gevraagde teruggaaf BPM aan belanghebbende verleend.
Namens de Inspecteur heeft [D] een boekenonderzoek bij belanghebbende ingesteld. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een op 24 mei 2011 aan belanghebbende uitgereikt rapport. Het rapport behoort tot de gedingstukken.
De Rechtbank heeft over het geschil met betrekking tot de omzetbelasting geoordeeld dat belanghebbende duurzaam deelneemt aan het economische verkeer en dus als ondernemer als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968 is aan te merken. Met betrekking tot het geschil omtrent de BPM heeft de Rechtbank geoordeeld dat uit artikel 16 van de Wet BPM volgt dat ook voor vrijwilligersvervoer moet worden voldaan aan de eis dat de auto geheel of nagenoeg geheel (90%) wordt gebruikt voor het verrichten van taxivervoer, dat het beroep dat belanghebbende in verband daarmee op het vertrouwensbeginsel heeft gedaan faalt en dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan het 90%-criterium is voldaan.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de naheffingsaanslag BPM terecht is opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de in artikel 16 van de Wet BPM genoemde eis dat de auto geheel of nagenoeg geheel wordt gebruikt voor het verrichten van taxivervoer van toepassing is op het vrijwilligersvervoer en, zo ja, of bij belanghebbende het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat zij niet aan dit criterium behoefde te voldoen. Belanghebbende beantwoordt de eerste vraag ontkennend, de tweede bevestigend. De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in.
Indien het gelijk voor wat betreft het primaire of subsidiaire standpunt aan belanghebbende is, zijn partijen het erover eens dat de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd. Indien het gelijk aan de Inspecteur is, zijn partijen het erover eens dat de naheffingsaanslag in stand moet blijven.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.