Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8747, BK 13/00192

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8747, BK 13/00192

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 november 2013
Datum publicatie
22 november 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:8747
Zaaknummer
BK 13/00192

Inhoudsindicatie

In geschil is of de Inspecteur de onder 2.5 genoemde afkoopsom van € 31.000 (hierna: de afkoopsom) terecht als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen tot het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende voor 2008 heeft gerekend.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummer 13/00192

uitspraakdatum: 19 november 2013

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 10 januari 2013, nummer AWB 12/714, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 103.966 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.442 (hierna: de aanslag). Tevens is bij beschikking aan heffingsrente een bedrag van € 2.470 in rekening gebracht (hierna: de beschikking heffingsrente).

1.2

Belanghebbende heeft tegen de aanslag en de beschikking heffingsrente bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 10 januari 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend. De Inspecteur heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2013 te Leeuwarden. Daar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. [A] namens de Inspecteur.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

In 1984 heeft belanghebbende bij [B] (nadien: [C] n.v.) tegen de betaling van eenmalige premies (koopsommen) twee lijfrenteovereenkomsten met polisnummers [0000000000] en [0000000001] gesloten.

2.2

Op 11 januari 2005 heeft belanghebbende bij [C] n.v. een “verzoek tot uitkering expirerende lijfrentepolis” ingediend. Het verzoek luidt, voor zover hier van belang:

“Gegevens expirerende polis:

(…)

Polisnummer [0000000000] [0000000001]

Verzekeringnemer [Belanghebbende] [Belanghebbende]

Verzekerde [Belanghebbende] [Belanghebbende]

Kapitaal € 18.903,= € 13.107

Expiratiedatum 01-12-2004 15-12-2004

Het verzekerde kapitaal van bovenstaande polis dient te worden gestort op Rekeningnummer [000000002]

Ten name van [D] Nederland (…)

(…)”

2.3

Het onder 2.2 genoemde verzoek heeft geleid tot een storting van in totaal € 32.401 bij [D] N.V (hierna: [D]). [D] heeft de storting aangewend als koopsom van een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule met belanghebbende als verzekeringnemer en verzekerde (hierna: de polis). De polis is gedagtekend 24 februari 2005, de ingangsdatum en de einddatum van de polis zijn respectievelijk 1 januari 2005 en 1 maart 2014.

2.4

Ter zake van de omzetting van de onder 2.1 genoemde lijfrenterenten in de lijfrente waarop belanghebbende op grond van de polis aanspraak kreeg, is niets tot het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende gerekend; evenmin is ter zake van deze omzetting iets in mindering op het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende gebracht.

2.5

Belanghebbende heeft de rechten uit de polis in oktober 2008 afgekocht. De afkoopsom bedroeg € 31.000. [D] heeft dit bedrag gestort op een op naam van belanghebbende gestelde rekening bij de Friesland Bank met het nummer [000000003]. Vanaf deze rekening heeft belanghebbende vervolgens een bedrag van € 30.000 gestort op een op zijn naam gestelde termijndepositorekening bij de Friesland Bank met het nummer [000000004] (hierna: het termijndeposito). Het termijndeposito had aanvankelijk een looptijd van 1 november 2008 tot 1 februari 2009. Deze looptijd is nadien verlengd.

2.6

Tot de gedingstukken behoort een niet ondertekende "Overeenkomst Friesland Bank Lijfrente Sparen Lijfrente Deposito", gedateerd 9 mei 2011 (hierna: overeenkomst). De overeenkomst voorziet in een storting door belanghebbende van een bedrag van € 32.566 op een “Lijfrente Deposito” bij de Friesland Bank (hierna: het lijfrentedeposito). Het lijfrentedeposito heeft als ingangsdatum 1 mei 2011 en als einddatum 1 mei 2014.

2.7

Belanghebbende heeft in 2008 ook de rechten uit een andere verzekeringspolis met polisnummer RS [000000005] afgekocht. Ter zake heeft hij een afkoopsom van € 13.752 ontvangen. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende verklaard dat hij dit bedrag heeft geschonken aan zijn (klein)kinderen.

2.8

Namens belanghebbende heeft [E] Accountants de aangifte IB/PVV 2008 ingediend. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning bedraagt € 59.214; het aangegeven belastbare inkomen uit sparen en beleggen bedraagt € 2.442. In de aangifte is geen melding gemaakt van de onder 2.5 genoemde afkoopsom van € 31.000 en de onder 2.7 genoemde afkoopsom van € 13.752.

2.9

Bij de vaststelling van de onder 1.1. vermelde aanslag heeft de Inspecteur de onder 2.5 genoemde afkoopsom van € 31.000 en de onder 2.7 genoemde afkoopsom van € 13.752 als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen tot het inkomen uit werk en woning gerekend.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de Inspecteur de onder 2.5 genoemde afkoopsom van € 31.000 (hierna: de afkoopsom) terecht als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen tot het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende voor 2008 heeft gerekend.

3.2

De onder 2.9 genoemde correctie van € 13.752 is niet in geschil.

3.3

Belanghebbende beantwoordt de in geschil zijnde vraag ontkennend, de Inspecteur beantwoordt haar daarentegen bevestigend.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar alsmede tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van (€ 103.966 - € 31.000 =) € 72.966 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen € 2.442.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing