Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8968, 13/00324
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8968, 13/00324
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 26 november 2013
- Datum publicatie
- 13 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:8968
- Zaaknummer
- 13/00324
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Beroep te laat ingediend.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/000324
uitspraakdatum: 26 november 2013
Uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 5 februari 2013, nummer AWB 12/4685, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst [te P] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.
De Inspecteur heeft belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 5 februari 2013 gegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2012, de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2012 vernietigd en het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 22 juni 2009 niet-ontvankelijk verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2013 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [.] namens de Inspecteur. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
Op 11 maart 2008 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2007. In de aangifte heeft belanghebbende vermeld dat hij geen inkomen uit werk en woning of aanmerkelijk belang heeft genoten en dat het inkomen uit sparen en beleggen € 2.397 heeft bedragen. Voorts heeft hij een aftrek van € 3.192 geclaimd voor de kosten van levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar.
Met dagtekening 13 maart 2009 is voor het jaar 2007 een nihilaanslag opgelegd.
Bij brief van diezelfde datum heeft belanghebbende tegen deze aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft schriftelijk verklaard dit bezwaarschrift op 26 maart 2009 te hebben ontvangen.
Op 31 oktober 2011 heeft de Inspecteur nogmaals het bezwaarschrift met dagtekening 13 maart 2009 ontvangen. Bij uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2012 is dit bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat het tweede bezwaarschrift - dat door de Inspecteur is ontvangen op 31 oktober 2011 - had moeten worden aangemerkt als een beroepschrift en had moeten worden doorgestuurd naar de Rechtbank. Omdat het niet mogelijk is om twee maal uitspraak op bezwaar te doen, heeft de Rechtbank de uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2012 vernietigd en het beroep van belanghebbende gegrond verklaard. Het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van 22 juni 2009 is door de Rechtbank wegens overschrijding van de beroepstermijn niet-ontvankelijk verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij de aanslag IB/PVV 2007 op 13 maart 2009 heeft ontvangen, dat hij op diezelfde dag een bezwaarschrift heeft geschreven en dat hij dit bezwaarschrift op 14 maart 2009 heeft gepost. Uit de brief van de Belastingdienst van 22 april 2009 blijkt dat het bezwaarschrift op 26 maart 2009 – derhalve tijdig – door de Belastingdienst is ontvangen.
De Inspecteur wijst erop dat op 22 juni 2009 reeds uitspraak op bezwaar is gedaan. Omdat het schrijven van 31 oktober 2011 ruimschoots na de beroepstermijn is ontvangen, is dit schrijven niet doorgestuurd naar de Rechtbank, maar behandeld als een verzoek om ambtshalve herziening.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.