Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8969, 13/00325 en 326

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 26-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8969, 13/00325 en 326

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
26 november 2013
Datum publicatie
13 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:8969
Zaaknummer
13/00325 en 326

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Aftrek kosten van levensonderhoud kinderen. Vertrouwensbeginsel. Belastingtelefoon.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/000325 en 13/00326

uitspraakdatum: 26 november 2013

Uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 5 februari 2013, nummers AWB 12/4686 en AWB 12/4687, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P] (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil, een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil.

1.3

Op de bezwaarschriften van belanghebbende, heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar van 31 augustus 2012 de aanslagen IB/PVV 2008 en 2009 gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 5 februari 2013 ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2013 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [.]. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Op 24 maart 2009 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2008. In de aangifte heeft belanghebbende vermeld dat hij geen inkomen uit werk en woning of aanmerkelijk belang heeft genoten en dat het inkomen uit sparen en beleggen € 1.791 heeft bedragen. Voorts heeft hij een aftrek van € 3.240 geclaimd voor de kosten van levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar.

2.2

Met dagtekening 21 oktober 2011 is voor het jaar 2008 een nihilaanslag opgelegd. Ten aanzien van de persoonsgebonden aftrek is vastgesteld dat de totaal te verrekenen persoonsgebonden aftrek € 3.828 bedraagt, dat met het inkomen uit sparen en beleggen is verrekend een bedrag van € 1.791 en dat de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren € 2.037 bedraagt. Het bedrag van € 3.828 betreft de door belanghebbende geclaimde aftrek van € 3.240 vermeerderd met een bedrag van € 588 aan persoonsgebonden aftrek dat in 2007 niet in aanmerking kon worden genomen.

2.3

Op 19 maart 2010 heeft belanghebbende aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2009. In deze aangifte heeft belanghebbende vermeld dat hij geen inkomen uit werk en woning of aanmerkelijk belang heeft genoten en dat het inkomen uit sparen en beleggen € 1.412 heeft bedragen. Voorts heeft hij een aftrek van € 3.280 geclaimd voor de kosten van levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar.

2.4

Met dagtekening 1 juni 2012 is voor het jaar 2009 een nihilaanslag opgelegd. Ten aanzien van de persoonsgebonden aftrek is vastgesteld dat de totaal te verrekenen persoonsgebonden aftrek € 5.317 bedraagt, dat met het inkomen uit sparen en beleggen is verrekend een bedrag van € 1.412 en dat de nog te verrekenen persoonsgebonden aftrek in volgende jaren € 3.905 bedraagt. Het bedrag van € 5.317 betreft de door belanghebbende geclaimde aftrek van € 3.280 vermeerderd met het bedrag van € 2.037 dat in 2008 niet in aanmerking kon worden genomen.

2.5

De Rechtbank heeft geoordeeld dat ingevolge artikel 6.2, lid 2, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) de persoonsgebonden aftrek het inkomen niet verder kan verminderen dan tot nihil en dat teruggave van het restant aan persoonsgebonden aftrek niet mogelijk is. De beroepen zijn om die reden ongegrond verklaard.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Tussen partijen is in geschil of de persoonsgebonden aftrek het inkomen verder kan verminderen dan tot nihil, hetgeen zou betekenen dat belanghebbende recht heeft op uitbetaling van het verschil. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2

Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat [A] en [B], beiden werkzaam bij de Belastingtelefoon, hem telefonisch hebben medegedeeld dat hij wel degelijk voor een teruggaaf in aanmerking komt en dat [A] de omvang van de teruggaaf zelfs heeft uitgerekend op basis van de gegevens betreffende het jaar 2007.

3.3

De Inspecteur wijst er op dat op grond van de wettelijke bepalingen de persoonsgebonden aftrek het inkomen niet verder kan verminderen dan tot nihil. Hij betwist dat medewerkers van de Belastingtelefoon hieromtrent iets anders zouden hebben verklaard.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en de uitspraak op bezwaar en tot de uitbetaling van een bedrag van € 2.702 voor het jaar 2008 [aftrek € 3.240 minus € 538 (de inkomstenbelasting verschuldigd over het inkomen uit sparen en beleggen van € 1.792)] respectievelijk € 2.856 voor het jaar 2009 [aftrek € 3.280 minus € 424 (de inkomstenbelasting verschuldigd over het inkomen uit sparen en beleggen van € 1.412)].

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing