Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9133, 12/00552

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9133, 12/00552

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
3 december 2013
Datum publicatie
20 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:9133
Zaaknummer
12/00552

Inhoudsindicatie

Wet Woz.

Overeenstemming hoger beroep. Ontbreken procesbelang.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummer 12/00552

uitspraakdatum: 3 december 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 1 augustus 2012, nummer 10/1594 WOZ, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Berkelland (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2009 en naar de toestand op die datum, voor het kalenderjaar 2010, vastgesteld op € 1.136.000. Voorts is aan belanghebbende ter zake van eigendom van de onroerende zaak voor het jaar 2010 een aanslag in de onroerende-zaakbelastingen (hierna: OZB) opgelegd. De beschikking en de aanslag zijn in één geschrift verenigd.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de beschikking en de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 augustus 2012 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2013 te Arnhem. Daarbij is belanghebbende verschenen, alsmede, namens de heffingsambtenaar, [.].

1.7

Belanghebbende heeft zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

De onroerende zaak bestaat uit een woning met een inhoud van 624 m³, twee werktuigenbergingen en drie pluimveestallen gebouwd in respectievelijk 1992, 2002 en 2006, en voorts uit erf, verharding en grond.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

Voor het Hof is tussen partijen niet meer in geschil dat aan de pluimveestal uit 2006 een waarde moet worden toegekend van € 303.789 en dat de vastgestelde waarde dientengevolge moet worden verminderd tot € 1.061.000. Tussen partijen is wel in geschil of en zo ja, tot welk bedrag belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. Bij bevestigende beantwoording van de eerste vraag is tussen partijen niet in geschil dat belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor het hoger beroep van € 137,50.

3.2

Belanghebbende stelt dat hij voor het beroep primair in aanmerking komt voor een integrale proceskostenvergoeding en subsidiair voor een forfaitaire proceskostenvergoeding.

3.3

De heffingsambtenaar stelt dat, omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard, belanghebbende niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding en, bij ontvankelijkheid, dat belanghebbende recht heeft op een forfaitaire proceskostenvergoeding.

3.4

Belanghebbende concludeert primair tot een proceskostenvergoeding van € 3.538,61 en subsidiair tot een proceskostenvergoeding van € 1.081,50.

3.5

De heffingsambtenaar concludeert primair dat belanghebbende geen recht heeft op een proceskostenvergoeding en subsidiair tot een proceskostenvergoeding van € 1.081,50.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing