Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9138, 13/00479
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9138, 13/00479
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 december 2013
- Datum publicatie
- 20 december 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:9138
- Zaaknummer
- 13/00479
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting.
Onzakelijke lening. Bewijs. Afwaarderingsverlies niet aftrekbaar.
Uitspraak
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00479
uitspraakdatum: 3 december 2013
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 28 februari 2013, nummer AWB 12/3944, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur)
1 Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende is voor het jaar 2010 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 10.844 negatief.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en (impliciet) de verliesbeschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [.] de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [.] de Inspecteur.
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2 De vaststaande feiten
[A] is enig certificaathouder van de Stichting Administratiekantoor [B]. Deze Stichting bezit alle aandelen in belanghebbende.
Op 2 september 2004 wordt het eerder door [A] gekochte woonhuis met ondergrond, schuren, bouwland, weiland en verder aanbehoren gelegen aan de [a-straat 1] te [Z], aan hem geleverd. Het woonhuis wordt overgedragen tegen een koopsom van € 350.000.
Het woonhuis is vervolgens gesloopt waarna op het perceel een nieuwe woning is gebouwd voor ongeveer € 1.500.000.
[A] heeft de aankoop van het woonhuis en de aanvang van de nieuwbouw van de woning gefinancierd met gelden verstrekt door belanghebbende. De bouw van de nieuwe woning is in de loop van 2005 gestart en is tot een totaalbedrag van € 851.987 (mede-) gefinancierd door leningen bij de [a-bank].
[A] heeft ter zekerheid voor de aflossing van geldleningen, op de woning de volgende hypotheken verleend:
i) op 22 maart 2005 is aan de [a-bank] hypotheek verleend voor een bedrag tot € 450.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 157.500;
ii) op 24 mei 2006 is aan de [a-bank] een tweede hypotheek verleend voor een bedrag tot € 250.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 87.500;
iii) op 5 mei 2008 is aan de [a-bank] een derde hypotheek verleend voor een bedrag tot € 200.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 70.000;
iv) op 24 december 2008 is aan [C] BV een vierde hypotheek verleend voor een bedrag tot € 60.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 24.000;
v) op 14 april 2009 is aan de [a-bank] een vijfde hypotheek verleend voor een bedrag tot € 250.000, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 87.500;
vi) op 28 december 2009 is aan de Ontvanger van de Belastingdienst [.] wegens een belastingschuld van belanghebbende hypotheek verleend voor een bedrag tot € 113.636, te vermeerderen met renten en kosten, welke renten en kosten gezamenlijk worden begroot op een bedrag van € 68.181,60.
Belanghebbende heeft per 1 januari 2006 een leningsovereenkomst met [A] gesloten. Deze leningsovereenkomst is op 26 november 2006 schriftelijk vastgelegd en luidt voor zover van belang als volgt:
” De ondergetekenden:
1. [A], (…) verder te noemen schuldenaar,
en
2. [X] BV, (…) verder te noemen schuldeiser
in aanmerking nemend dat schuldenaar een woonhuis heeft laten bouwen waarin schuldeiser kantoor kan houden.
zijn het volgende overeengekomen.
Artikel 1. Aanvang en looptijd
Deze overeenkomst is ingegaan op 1 januari 2006 en is aangegaan voor een duur van tien jaren.
Artikel 2. Bedrag
De vordering of schuld in hypothecair krediet bedraagt momenteel € 476.754. De vordering in rekening courant van schuldenaar op schuldeiser bedraagt momenteel € 25.811.
Artikel 3. Rente
-
Schuldenaar is verplicht over de geleende hoofdsom casu quo over het telkens resterende gedeelte van de hoofdsom een rente te betalen gerekend tegen 5% per jaar. De rentetermijnen vervallen jaarlijks.
-
De verschuldigde rente wordt aan het eind van het jaar rentedragend bij- of afgeschreven in rekening courant
Artikel 4. Beëindiging
1. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege en alle verschuldigde bedragen zijn met onmiddellijke ingang en zonder ingebrekestelling of opzegging opeisbaar in de volgende gevallen:
tekortkoming door een van de partijen in de nakoming van enige verplichting op grond van deze overeenkomst;
verkoop van de woning”
De woning is in juli 2007 te koop aangeboden voor € 1.695.000. Omstreeks 2008 is de prijs verlaagd naar € 1.465.000. Op dit moment staat de woning te koop voor € 1.050.000 en is deze nog niet verkocht.
Belanghebbende heeft voor de vennootschapsbelasting met betrekking tot het jaar 2010 aangifte gedaan naar een belastbaar bedrag van € 10.844 negatief. De Inspecteur heeft de aanslag en de verliesbeschikking conform de ingediende aangifte vastgesteld.
In het tegen de aanslag en, naar het Hof begrijpt, ook tegen de verliesbeschikking ingediende bezwaarschrift stelt belanghebbende dat het verlies met € 300.000 dient te worden verhoogd omdat de in 2.6 bedoelde vordering op [A] voor dat bedrag dient te worden afgewaardeerd.
De Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. Hiertegen is belanghebbende bij de Rechtbank in beroep gekomen. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
In geschil is of de door belanghebbende aan [A] verstrekte lening voor een bedrag van € 300.000 ten laste van het resultaat gebracht kan worden.
Belanghebbende is van mening dat dit bedrag per ultimo 2010 oninbaar is en derhalve ten laste van het resultaat gebracht kan worden.
De Inspecteur acht dit bedrag niet aftrekbaar omdat de lening onder onzakelijke voorwaarden tot stand is gekomen.
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en van de verliesvaststellingsbeschikking en tot het vaststellen van een verliesvaststellingsbeschikking tot een bedrag van € 310.844.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.