Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9364, 13/00250, 251, 252, 253, 254 en 255

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 10-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9364, 13/00250, 251, 252, 253, 254 en 255

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
10 december 2013
Datum publicatie
20 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:9364
Zaaknummer
13/00250, 251, 252, 253, 254 en 255

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting.

Taxibedrijf. Vergrijpboete. Voorwaardelijk opzet?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 13/00250 t/m 13/00255

uitspraakdatum: 10 december 2013

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Oost-Nederland van 22 januari 2013, nummers AWB 12/3533, 12/3537, 12/3540, 12/3543, 12/3546 en 12/4407, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P] (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 7.039, alsmede bij beschikking een verzuimboete van € 703 en een beschikking heffingsrente van € 614.

1.2.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.212, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 1.812 en een beschikking heffingsrente van € 909.

1.3.

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 32.972, alsmede bij beschikking een vergrijpboete van € 3.184 en een beschikking heffingsrente van € 267.

1.4.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, de navorderingsaanslagen, de boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente. Bij in één geschrifte vervatte uitspraken op bezwaar van 27 juni 2012 heeft de Inspecteur de bezwaren gericht tegen de navorderingsaanslagen en de daarmee samenhangende boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente afgewezen. De bezwaren gericht tegen naheffingsaanslag en de daarmee samenhangende boetebeschikking en beschikking heffingsrente heeft de Inspecteur bij in één geschrifte vervatte uitspraken op bezwaar van 16 augustus 2012 niet-ontvankelijk verklaard.

1.5.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank) heeft, als opvolger van de rechtbank Arnhem, de beroepen gegrond verklaard en als volgt beslist:

- de navorderingsaanslag IB/PVV 2007 is verminderd tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.791, de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd en het beroep tegen de met deze navorderingsaanslag samenhangende vergrijpboete is ongegrond verklaard;

- de navorderingsaanslag IB/PVV 2010 is verminderd tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 31.647, de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd en het beroep tegen de met deze navorderingsaanslag samenhangende vergrijpboete is ongegrond verklaard;

- de naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2010 is verminderd tot € 6.400, de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente is dienovereenkomstig verminderd en de met deze navorderingsaanslag samenhangende verzuimboete is verminderd tot een bedrag van € 640.

1.6.

Tegen deze uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting is op grond van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht achterwege gebleven.

2 De vaststaande feiten

2.1.

De Rechtbank heeft o.a. de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de Inspecteur als verweerder:

‘2.1. Eiser drijft in de vorm van een eenmanszaak een taxibedrijf. Eiser heeft over de periode van 1 januari 2007 tot en met 11 mei 2010 in een auto van het type Mercedes Benz E 200 CDI met kenteken [AA-BB-00] (cataloguswaarde van € 63.327) gereden. Over de periode van 5 mei 2010 tot en met 31 december 2010 heeft eiser in een auto van het type Mercedes Benz E 200 CDI met kenteken [BB-CC-11] (cataloguswaarde € 58.388) gereden.

2.2.

Eiser heeft over de jaren 2007 tot en met 2010 aangiften IB/PVV (elektronisch) ingediend.

2.3.

Verweerder heeft de aanslagen IB/PVV over de jaren 2007 tot en met 2010 en bijdrage Zvw 2007 vastgesteld conform de ingediende aangiften.

2.4.

In 2007 heeft bij eiser een boekenonderzoek plaatsgevonden, onder meer om het privégebruik van de auto over de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006 te onderzoeken. Met dagtekening 9 juli 2007 is aan eiser een schriftelijke waarschuwing in de zin van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) voor de bewaar- en administratieplicht uitgereikt.

2.5.

Op 4 november 2011 heeft verweerder een boekenonderzoek gehouden bij eiser over de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2006 tot en met 2010, de aangiften omzetbelasting en het verzoek teruggaaf BPM over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010. Op 7 december 2011 is aan eiser een schriftelijke waarschuwing in de zin van artikel 52 van de AWR uitgereikt. Van dit boekenonderzoek is op 2 februari 2012 een controlerapport opgemaakt. In dit rapport is onder meer het volgende vermeld.

“(…) 2.2.1 Administratieplicht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen)

(…)

De rittenkaarten moeten op basis van de Wet Personenvervoer 2000 worden bijgehouden.

De rittenkaarten worden door belastingplichtige onzorgvuldig bijgehouden;

- tijden ontbreken / op geen enkele rittenkaart van 2006 tot en met 2010 zijn de begin- en eindtijden van de ritten vermeld;

- begin en eind kilometerstand per rit (de laatste 3 cijfers) ontbreken;

- onbeladen ritten worden niet vermeld.

Deze grove hiaten zijn volgens belastingplichtige te wijten aan gemakzucht.

Tijdens het onderzoek is gebleken dat aan belastingplichtige opgelegde boeten (CJIB) niet zijn aan te sluiten met de rittenadministratie.

CJIB 7-03-2008 19:51:00 BUITENRING ALMERE Overschrijding maximum snelheid

Geen rittenkaart aanwezig / volgens werkmap Vrij / Eind km stand 6-3-2008 gelijk begin km stand 9-3-2008, n.l. 170.150 km.

CJIB 20-11-2007 21:10:00 DE RIJKSWEG A27-rechts OOSTERHOUT Overschrijding maximum snelheid

Op rittenkaart GEEN tijden / Onlogische tijd op werkmap.

CJIB 20-03-2006 11:15:00 RIJKSWEG A9 AMSTERDAM Overschrijding maximum snelheid

Op rittenkaart GEEN tijden / Onlogische tijd op werkmap.

CJIB 26-04-2006 10:15:00 RIJKSWEG A9 AMSTERDAM Overschrijding maximum snelheid

Op rittenkaart GEEN tijden / Onlogische tijd op werkmap.

CJIB 28-05-2006 12:58:00 WATERLANDSEWEG ALMERE Overschrijding maximum snelheid

Op rittenkaart GEEN tijden / Volgens werkmap RUST.

CJIB 14-06-2006 19:27:00 HOGERING ALMERE Overschrijding maximum snelheid

Op rittenkaart GEEN tijden / Onlogische tijd op werkmap

CJIB 13-07-2006 11:25:00 HOGERING ALMERE Overschrijding maximum snelheid

Op rittenkaart GEEN tijden / Volgens werkmap RUST.

CJIB 25-08-2006 13:30:00 BUSBAAN CENTRUM ALMERE-HAVEN Als weggebruiker gebruik maken van busbaan of –strook aangeduid met lijnbus

Op rittenkaart GEEN tijden / Volgens werkmap RUST.

Ook zijn er geen interne beheersmaatregelen omtrent het privé-gebruik auto getroffen.

Naast de aanwezige rittenstaten, wordt er geen administratie gevoerd waaruit blijkt dat er op jaarbasis hoogstens 500 km privé is gereden. (…)”

(…)’

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in hoger beroep slechts in geschil of de Rechtbank terecht voorwaardelijke opzet bewezen heeft geacht.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep en, zo begrijpt het Hof, vernietiging van de boetebeschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing