Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9619, BK 12/00030, 12/00031, 12/00032, 13/00072, 13/00073

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-12-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:9619, BK 12/00030, 12/00031, 12/00032, 13/00072, 13/00073

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 december 2013
Datum publicatie
23 december 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:9619
Zaaknummer
BK 12/00030, 12/00031, 12/00032, 13/00072, 13/00073

Inhoudsindicatie

In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen.

a. Is belanghebbende ter zake van zijn depothouderschap en zijn bezorgactiviteiten een ondernemer voor de Wet IB 2001?

b. Zo ja, voldoet belanghebbende aan het zogenoemde urencriterium?

c. Zijn in de onderhavige aanslagen IB/PVV de binnenlandse en de buitenlandse dividendbelasting tot de juiste bedragen verrekend?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

Nummers: 12/00030, 12/00031, 12/00032, 13/00072 en 13/00073

uitspraakdatum: 18 december 2013

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z]

(hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraken in de zaken met het nummer AWB 10/1680, 10/1681, 10/1682 van de rechtbank Leeuwarden van 28 december 2011 en tegen de uitspraken met het nummer AWB 12/697 en 12/698 van de rechtbank Leeuwarden van 11 december 2012 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor [M]

(hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.914 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 257. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 350 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2005 een aanslag premie Ziekenfondswet (: Zfw) opgelegd naar een grondslag van € 15.816. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag van € 159 aan heffingsrente in rekening gebracht.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.2

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.235 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.758. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag van € 378 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2006 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd (: Zvw), berekend naar een bijdrage-inkomen van € 5.942. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag van € 19 aan heffingsrente in rekening gebracht.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.3

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.088 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.952. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is aan belanghebbende een bedrag van € 333 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens heeft de Inspecteur aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd, berekend naar een bijdrageinkomen van € 8.269. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag van € 43 aan heffingsrente in rekening gebracht.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.4

De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2008 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.173 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.287. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is een bedrag van € 205 aan heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is voor het jaar 2008 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw opgelegd, berekend naar een grondslag van € 7.816. Bij gelijktijdig gegeven beschikking heeft de Inspecteur een bedrag € 434 in rekening gebracht.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslagen en beschikkingen heffingsrente gehandhaafd.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de voormelde uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraken van 28 december 2011 (jaren 2005, 2006 en 2007) en 11 december 2012 (jaar 2008) ongegrond verklaard.

1.6

Tegen deze uitspraken heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers dat op deze zaken betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2013 te Leeuwarden. Daarbij is verschenen en gehoord als gemachtigde van belanghebbende [A]. Namens de Inspecteur is verschenen mr. [B].

1.9

Ter zitting is namens belanghebbende een pleitnota overgelegd. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1

Belanghebbende, geboren op 18 juli 1974, heeft op 25 september 2002 met [C] bv te [L] (: [C]) een distributieovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst – een overeenkomst van opdracht – houdt in dat belanghebbende tegen een afgesproken vergoeding de distributie van een aantal landelijke dagbladen zal verzorgen. Hij kan zich hierbij laten bijstaan door krantenbezorgers. Belanghebbende krijgt voor zijn werkzaamheden een maandelijkse vergoeding, bestaande uit een vaste vergoeding en een vergoeding per krant.

2.2

Op 30 september 2002 heeft belanghebbende met [D] bv te [M] (: [D]) een overeenkomst van opdracht voor depothouders gesloten. Deze overeenkomst betreft onder andere de distributie van het Dagblad van het Noorden en van diverse lokale weekkranten. Belanghebbende krijgt hiervoor eveneens een maandelijkse vergoeding, bestaande uit een vaste vergoeding en een vergoeding per krant.

2.3

De activiteiten die belanghebbende voor [C] en [D] in de jaren 2005, 2006, 2007 en 2008 verrichtte, bestaan - kort weergegeven - uit het in de ochtend in ontvangst nemen van de kranten die bezorgd moeten worden, ervoor zorg dragen dat de bezorgers het juiste aantal kranten meekrijgen en het nabezorgen van kranten als een bezorger een adres heeft overgeslagen. Ook indien kranten te laat bezorgd worden of de bezorger zich niet meldt, moet belanghebbende ofwel de bezorger wekken, of voor vervanging zorgen ofwel zelf de kranten bezorgen. De kranten worden door [C] en [D] afgeleverd bij een depot nabij de voetbalvereniging. Belanghebbende heeft geen depot aan huis. Belanghebbende houdt bij op welke vergoeding de bezorgers en eventuele vervangers recht hebben. De hoogte daarvan geeft hij door aan de opdrachtgevers, die de bezorgers rechtstreeks betalen. Belanghebbende verwerkt de mutaties van bezorgers direct in het computersysteem van [C] en [D].

2.4

Belanghebbende heeft in de onderhavige jaren op de maan- en donderdagen voor [E] bv, [F] en de [G] bv huis-aan-huis-bladen en/of folders bezorgd in [N]. [F] en [E] bv betalen daarvoor alleen een vergoeding indien de bezorging correct is verlopen.

2.5

In het jaar 2004 heeft belanghebbende zich ten aanzien van de onder de punten 2.1 - 2.4 bedoelde activiteiten (: de activiteiten) in het handelsregister van de Kamer van Koophandel als ondernemer laten inschrijven onder de handelsnaam “[H]”. De hierin opgenomen bedrijfsomschrijving is: “Onderneming die zorgt voor de distributie en bezorging van: bladen, drukwerk, kranten en producten (o.a. samples)”.

2.6

Belanghebbende schrijft onder de naam [H] maandelijks facturen uit voor de activiteiten. Daarbij brengt hij omzetbelasting in rekening, behalve ter zake van de werkzaamheden voor [F]. De opdrachtgevers berekenen de door hen maandelijks verschuldigde vergoedingen. Sommige opdrachtgevers betalen automatisch zonder de facturen van belanghebbende af te wachten, andere betalen pas na ontvangst van de facturen van belanghebbende. De opdrachtgevers die automatisch betalen, betalen eerst de vergoeding exclusief omzetbelasting en pas een maand later de omzetbelasting.

2.7

Met ingang van het jaar 2005 heeft belanghebbende voor de activiteiten een Verklaring arbeidsrelatie (: VAR) aangevraagd. Hij heeft sindsdien jaarlijks een VAR winst uit onderneming (: VAR wuo) ontvangen. In de jaarlijkse aanvragen voor 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 heeft belanghebbende de werkzaamheden beschreven als ‘Distributie en bezorging van bladen, drukwerk en producten (o.a. samples)’. De in het aanvraagformulier gestelde vraag of de Belastingdienst de inkomsten uit de VAR-werkzaamheden in de afgelopen vijf jaar al eerder heeft beoordeeld, heeft belanghebbende bij de aanvragen voor 2006 en volgende beantwoord met “Ja, als winst uit onderneming’. In de VAR-aanvraag voor 2005 heeft belanghebbende deze vraag negatief beantwoord. De VAR wuo voor de jaren 2010, 2011 en 2012 heeft belanghebbende automatisch op basis van de in eerdere jaren verstrekte gegevens ontvangen.

2.8

Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV 2003 tot en met 2008 de voor de activiteiten verkregen vergoedingen verantwoord als winst uit onderneming. De Inspecteur heeft in afwijking van de aangiften de vergoedingen tot het resultaat uit overige werkzaamheden gerekend. Naar de mening van de Inspecteur dienen over 2008 nog de volgende correcties te worden aangebracht:

Minder huisvestingskosten

500

Minder reis- en representatiekosten

444

Minder kosten werkkleding

408

Lagere afschrijving

240

1.592

2.9

Hof Leeuwarden heeft in zijn uitspraak van 12 juli 2011, nr. 10/00166, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2894, beslist op het hoger beroep van belanghebbende inzake de aanslag IB/PVV 2004. In deze uitspraak heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende niet is geslaagd in zijn bewijslast van het ondernemerschap. Het door belanghebbende ingediende beroep in cassatie heeft de Hoge Raad op 15 juni 2012 onder verwijzing naar artikel 81 op de Wet op de rechterlijke organisatie ongegrond verklaard (ECLI:NL:HR:2012:BW8275).

3 Geschil en standpunten van partijen

3.1

In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen.

a. Is belanghebbende ter zake van zijn depothouderschap en zijn bezorgactiviteiten een ondernemer voor de Wet IB 2001?

b. Zo ja, voldoet belanghebbende aan het zogenoemde urencriterium?

c. Zijn in de onderhavige aanslagen IB/PVV de binnenlandse en de buitenlandse dividendbelasting tot de juiste bedragen verrekend?

3.2

Belanghebbende beantwoordt de vragen onder 3.1, onder a en b, bevestigend. Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij ondernemer is voert belanghebbende onder andere aan dat hij meerdere opdrachtgevers heeft, dat hij omzetbelasting in rekening brengt, dat hij als bedrijf bekend is derden, dat hij staat ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, dat hij naar de normen van het maatschappelijke verkeer en het spraakgebruik als ondernemer kan worden aangemerkt, dat hij ondernemers- en debiteurenrisico’s loopt, dat de hoogte van de vergoedingen door onderhandelingen tot stand zijn gekomen en dat hij de activiteiten naar eigen inzicht kan uitvoeren. Tevens stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de Inspecteur het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de onder 3.1, onder a en b, gestelde vragen ontkennend. Ook het beroep van belanghebbende op schending van het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel wijst hij af.

3.4

Ter zake van de vraag onder 3.1, onder c, zijn beide partijen van mening dat de binnenlandse en/of buitenlandse dividendbelasting bij de aanslagen IB/PVV 2005 tot en met 2007 tot te lage bedragen is verrekend. Zij concluderen tot vermindering van de aanslag IB/PVV 2005 met € 2 aan binnenlandse dividendbelasting, van de aanslag IB/PVV 2006 met € 10 aan buitenlandse dividendbelasting en van de aanslag IB/PVV 2007 met € 17 aan buitenlandse dividendbelasting. Belanghebbende is van mening dat de aanslag IB/PVV 2008 verminderd moet worden wegens verrekening van € 7 aan buitenlandse dividendbelasting. De Inspecteur stelt dat de aanslag IB/PVV 2008 in beginsel wegens verrekening van dividendbelasting met € 2 verminderd dient te worden. Echter, hij concludeert met een beroep op interne compensatie dat, gelet op de onder 2.8 vermelde correcties van kosten en afschrijving, dat de aanslag IB/PVV 2008 niet te hoog is vastgesteld.

3.5

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraken gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Overwegingen omtrent het geschil

5 Proceskosten

6 De beslissing