Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-03-2013, BZ5067, 12-00425

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-03-2013, BZ5067, 12-00425

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 maart 2013
Datum publicatie
21 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5067
Zaaknummer
12-00425

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Verwijzingsprocedure HR 13 juli 2012, nr. 11/02430. Hof stelt waarde vrijstaande woning in goede justitie vast.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00425

uitspraakdatum: 12 maart 2013

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 29 mei 2009, nummer AWB 08/3214, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk (hierna: de Ambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De Ambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2005 voor het kalenderjaar 2007 vastgesteld op € 705.000.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 358.000.

1.3 Belanghebbende is tegen de hiervoor genoemde uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 29 mei 2009 ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof). Het gerechtshof heeft de uitspraak van de Rechtbank bij uitspraak van 8 april 2011, nr. 09/00371, vernietigd, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 310.000 en een proceskostenvergoeding van € 1.102,30 toegekend.

1.5 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk heeft tegen die uitspraak beroep in cassatie aangetekend bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 juli 2012, nr. 11/02430 (hierna: het arrest), het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.6 Belanghebbende heeft, nadat het Hof hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld, een conclusie na verwijzing ingediend. De Ambtenaar heeft vervolgens eveneens een conclusie na verwijzing ingediend.

1.7 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Hoge Raad ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2012 te Arnhem. Namens belanghebbende is daar verschenen A. Namens de Ambtenaar is verschenen mr. B, tot bijstand vergezeld van C.

1.9 De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan aan het Hof en de wederpartij overgelegd. Tevens is door de gemachtigde van belanghebbende ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een afschrift van een Taxatieverslag woning aan het Hof en de wederpartij overgelegd.

1.10 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 De onroerende zaak is een vrijstaande woning met garage, berging en percelen weiland. De inhoud van de woning is 360 m³. De totale oppervlakte van de kavel is 20.645 m², als volgt onderverdeeld:

perceelnummer m²

3465 (woning) 360

4796 (later: 5781) 10.845

4797 (weiland) 4.720

4798 (weiland) 4.720

De woning wordt door belanghebbende verhuurd en de weilanden worden door belanghebbende gebruikt voor het houden van vee.

2.2 Ter onderbouwing van de bij uitspraak op bezwaar vastgestelde waarde heeft de Ambtenaar een op 27 april 2009 gedagtekend taxatierapport (hierna: het taxatierapport) overgelegd, opgemaakt door D. In dat rapport wordt geconcludeerd tot een waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2005 van € 358.000. In het taxatierapport zijn met betrekking tot de vergelijkingsobjecten de volgende gegevens opgenomen:

Onroerende zaak

Kavel €/m² waarde

Inhoud €/m³ waarde bijgebouw waarde 1-1-05

a-straat 1 450 340 153.000 360 238 85.680 1.800 358.000

250 220 55.000

400 50 20.000

8.700 5 43.500

Totaal 9.800 271.500

b-straat 2 450 340 153.000 500 408 204.000 1.800 463.000

250 220 55.000

400 50 20.000

6.170 5 30.850

Totaal 7.270 258.850

c-straat 3 427 340 145.180 490 422 206.780 34.760 386.000

d-straat 4 450 340 153.000 476 308 146.608 8.500 370.000

250 220 55.000

144 50 7.200

Totaal 844 215.200

2.3 Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde heeft belanghebbende een op 7 mei 2009 gedagtekend taxatieverslag (hierna: het taxatieverslag) overgelegd, opgemaakt door E. In dat verslag wordt geconcludeerd tot een waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2005 van € 280.000. In het taxatieverslag wordt opgemerkt dat de door de Ambtenaar aangegeven vergelijkingsobjecten niet vergelijkbaar zijn omdat het objecten betreft met een betere indeling van het perceel (aanzienlijk grotere frontbreedte van die percelen) en grotere inhoud. Bovendien is de uitstraling van de onroerende zaak beduidend minder.

2.4 In zijn verweerschrift in hoger beroep heeft de Ambtenaar nog drie extra vergelijkingsobjecten aangevoerd:

Onroerende zaak

Kavel €/m² waarde

Inhoud €/m³ waarde bijgebouw waarde 1-1-05

e-straat 5 443 340 150.620 275 476 130.900 19.000 300.000

f-straat 6. 122 330 340 112.200 282 424 119.568 7.500 239.000

g-straat 7 450 340 153.000 247 382 94.354 17.146 324.500

250 220 55.000

100 50 5.000

Totaal 800 213.000

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Na verwijzing is in geschil de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum 1 januari 2005. Niet in geschil is dat op het gedeelte van de kavel met nummer 4796 de cultuurgrondvrijstelling als bedoeld in artikel 2, lid 1, letter a, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken, van toepassing is, dat de waarde van de woning € 86.000 bedraagt, dat de waarde van de bijgebouwen € 1.800 is en dat de Ambtenaar de gebruikelijke grondstaffel voor vrijstaande woningen in Z (hierna: de grondstaffel) heeft toegepast. Het geschil spitst zich toe op de waarde van de kavel.

3.2 Indien het Hof het hoger beroep gegrond acht, is in geschil tot welk bedrag de kosten van het taxatieverslag moeten worden vergoed en of, en zo ja tot welk bedrag, de kosten ter zake van het “Fiscaal en juridisch advies inwinnen bij administratiekantoor F” voor vergoeding in aanmerking komen.

3.3 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.4 Belanghebbende concludeert tot een waarde van € 247.000, de toekenning van een vergoeding voor de kosten van het taxatieverslag van primair € 440,30 en subsidiair € 238 en de toekenning van een vergoeding van € 240 voor de kosten F.

3.5 De Ambtenaar concludeert tot een waarde van € 358.000 en geen toekenning van een vergoeding voor de kosten. Bij een gegrond hoger beroep concludeert de Ambtenaar tot de toekenning van een vergoeding voor de kosten van het taxatieverslag van € 238 en geen vergoeding voor de kosten E.

4. Beoordeling van het geschil

Waarde

4.1 Op grond van artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ wordt de waarde bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer, ofwel de prijs, die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.

4.2 Het Hof stelt voorop dat op de Ambtenaar de last rust om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is.

4.3 Met voornoemd taxatierapport (zie 2.2) en de in het verweerschrift aangevoerde drie extra vergelijkingsobjecten (zie 2.4) heeft de Ambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat een waarde van € 358.000 niet te hoog is. Het Hof heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen. De Ambtenaar past op de gehele kavel – met uitzondering van het gedeelte waarop de cultuurgrondvrijstelling van toepassing is – de grondstaffel toe. Belanghebbende heeft zich daartegen verzet. Naar het oordeel van het Hof brengt de vorm van de kavel – langwerpig en een geringe frontbreedte – mee dat deze minder doelmatig is, tengevolge waarvan de grondstaffel in dit geval naar het oordeel van het Hof niet onverkort kan worden toegepast.

4.4 Gelet op het vorenstaande is de Ambtenaar niet geslaagd in het van hem verlangde bewijs dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. Dit betekent echter niet dat de door belanghebbende bepleite waarde dan zonder meer als juist kan worden aanvaard (vgl. HR 14 oktober 2005, nr. 40.299, LJN AU4300, BNB 2005/378).

4.5 Belanghebbende bepleit een waarde van in totaal € 247.000, waarvan € 159.216 voor de kavel. Belanghebbende stelt dat de grondstaffel alleen moet worden toegepast op het gedeelte van de kavel met perceelnummer 3465 (360 m²) en dat, gelet op het feitelijke gebruik, de weilanden moeten worden gewaardeerd op € 3,90 per m², welk bedrag is afgeleid uit gegevens van de gemeente in een andere zaak.

4.6 Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de bepleite waarde de waarde in het economische verkeer vertegenwoordigt. Redengevend daarvoor is dat belanghebbende de door hem gehanteerde waarde van € 3,90 per m² niet afdoende, bijvoorbeeld met schriftelijke stukken, heeft onderbouwd, dat het taxatieverslag geen uitsluitsel geeft over de door E berekende grondwaarde, dat de laagste waarde die in de grondstaffel van de gemeente is opgenomen € 5 bedraagt en dat belanghebbende het perceel met nummer 4796 in maart 2006 heeft gekocht voor een prijs van € 5,10 per m².

4.7 Belanghebbende verwijst nog naar de over de kalenderjaren 2006, 2008 en 2009 vastgestelde WOZ-waarden, daarbij stellende dat er sprake is van een jojo-effect. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel. Doel en strekking van de Wet WOZ brengen immers mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw wordt bepaald aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen, met voorbijgaan aan de waarde die per een vorige of een volgende waardepeildatum aan de onroerende zaak is toegekend.

4.8 Nu geen van beide partijen erin is geslaagd de door haar voorgestane waarde aannemelijk te maken, stelt het Hof, gelet op hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd, de waarde in goede justitie vast op € 260.000.

Kosten taxatieverslag

4.9 E heeft op 13 augustus 2008 een nota gestuurd inzake de taxatie/waardeverklaring van de onroerende zaak. Deze nota bedraagt inclusief omzetbelasting € 440,30.

4.10 De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 13 juli 2012, nr. 11/02035, LJN BX0904, de gerechten in feitelijke instantie opgeroepen beleid te ontwikkelen voor uniforme toepassing van de te hanteren uurtarieven voor de vergoeding van de kosten van een taxatieverslag in procedures over waardebeschikkingen op grond van de Wet WOZ. Deze oproep heeft geleid tot de ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’ (hierna: de Richtlijn), onder meer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl/procedures/landelijke regelingen/Sector Bestuursrecht.

4.11 De Richtlijn bepaalt dat het aantal uren dat is gemoeid met de taxatie van een onroerende zaak en het opstellen van een rapport wordt gesteld op vier voor een woningtaxatie met inpandige opname en dat bij woningtaxaties wordt uitgegaan van een uurtarief van € 50 per uur, exclusief omzetbelasting. Dit betekent voor het onderhavige geval een vergoeding van in totaal (4 ? € 50 ? 1,19 =) € 238. Het Hof ziet in het onderhavige geval geen reden om van de Richtlijn af te wijken.

Kosten F

4.12 Belanghebbende heeft verzocht om een vergoeding van € 240 voor de kosten Versteeg.

4.13 Belanghebbende heeft geen enkel bewijs – zoals bijvoorbeeld een factuur – overgelegd waaruit de aard van het advies blijkt of de uren die daaraan zijn besteed en het gehanteerde uurtarief (zie overweging 3.1.3. van het arrest). Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat en hoeverre sprake is geweest van voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

Slotsom

Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

5. Kosten

Het Hof stelt de kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) vast op (zitting (1) ? wegingsfactor 1 ? € 322 =) € 322 voor de kosten voor het gerechtshof en (conclusie (0,5), zitting (1) ? wegingsfactor 1 ? € 472 =) € 708 voor de kosten voor het Hof, ofwel in totaal op € 1.030.

Het Hof stelt de reis- en verletkosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep voor het gerechtshof heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit vast op € 100.

Zoals hiervoor geoordeeld, wordt de vergoeding van de taxatiekosten berekend op € 238.

De totale voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedragen € 1.368.

6. Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

– vernietigt de uitspraak op bezwaar;

– vermindert de vastgestelde waarde tot € 260.000;

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van

€ 1.368, en

– gelast dat de gemeente Waalwijk aan belanghebbende de betaalde griffierechten vergoedt van in totaal € 149, te weten € 39 in verband met het beroep bij de Rechtbank en € 110 in verband met het hoger beroep bij het gerechtshof.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

De beslissing is op 12 maart 2013 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (B.F.A. van Huijgevoort)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.