Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2013, BZ5073, 200.122.405/01
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-02-2013, BZ5073, 200.122.405/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 27 februari 2013
- Datum publicatie
- 21 maart 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5073
- Zaaknummer
- 200.122.405/01
Inhoudsindicatie
Schijn van partijdigheid.
Vermoeden van onpartijdigheid. Behandeling in eerdere procedure.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Wrakingskamer
Locatie Arnhem
wrakingsnummer 200.122.405/01
datum uitspraak: 27 februari 2013
Beslissing van de wrakingskamer
op het verzoek om wraking van mr. C.M. Ettema, gedaan door
X (hierna: verzoekster).
1. De procedure
1.1 Verzoekster heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 26 januari 2012, nummer AWB 10/3267, in het geding tussen verzoekster en de inspecteur van de Belastingdienst P, betreffende de aan verzoekster opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2008. Deze zaak is bij de belastingkamer van het Gerechtshof geregistreerd onder nummer 12/00113.
1.2 Verzoekster is door de griffier uitgenodigd het onderzoek ter zitting in de voormelde zaak op woensdag 27 februari 2013 om 10.00 uur te Arnhem bij te wonen.
1.3 Bij faxbericht van 25 februari 2013 heeft verzoekster verzocht om wraking van één van de behandelend raadsheren, te weten mr. C.M. Ettema.
1.4 Mr. Ettema heeft niet in de wraking berust en heeft aangegeven geen gebruik te zullen maken van de mogelijkheid om schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek en/of te worden gehoord.
1.5. De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden te Arnhem op 27 februari 2013 om 9.00 uur. Aldaar zijn namens verzoekster verschenen A en de gemachtigde.
2. De gronden van de beslissing
2.1 Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht luidt:
“Op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden”
2.2 Bij de beoordeling van een beroep op ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient voorop te worden gesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, of waaronder de vrees daarvoor bij iemand die bij het geschil partij is objectief gerechtvaardigd is.
2.3 Verzoekster heeft aangevoerd dat de belastingkamer van het Gerechtshof haar in een gelijksoortige procedure over een ander tijdvak, in tegenstelling tot de rechtbank, in het ongelijk heeft gesteld en dat zij uit de - naar haar mening onplezierige - wijze waarop de mondelinge behandeling in die zaak is verlopen het gevoel heeft overgehouden dat de voorzitter, mr. Ettema, niet onpartijdig was. Zij heeft een verzoek om wraking van mr. Ettema destijds wel overwogen maar is daartoe uiteindelijk niet overgegaan. Wel heeft zij tegen de uitspraak van het Gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
2.4 Uit de omstandigheid dat verzoekster aan het verloop in een eerdere procedure het gevoel van unfaire behandeling door de voorzittende raadsheer heeft overgehouden, kan naar het oordeel van de wrakingskamer, in het licht van het – in 2.2 geformuleerde – vermoeden van onpartijdigheid van de rechter, niet reeds op voorhand een vooringenomenheid worden afgeleid bij de betreffende raadsheer in een andere procedure waarvan de behandeling (ter zitting) nog moet plaatsvinden. De vrees daarvoor is ook niet objectief gerechtvaardigd.
2.5 Het verzoek om wraking moet daarom worden afgewezen.
3. Beslissing:
Het Gerechtshof wijst het verzoek om wraking van mr. C.M. Ettema af.
Aldus gedaan te Arnhem op 27 februari 2013 om 9.30 uur door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. H. Abbink en mr. P.H. van Ginkel in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 8:18 van de Algemene wet bestuursrecht geen rechtsmiddel open.