Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-03-2013, BZ5889, 12-00481

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-03-2013, BZ5889, 12-00481

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 maart 2013
Datum publicatie
29 maart 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:BZ5889
Formele relaties
Zaaknummer
12-00481

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting.

Toevoeging herinvesteringsreserve aan winst terecht? Tijdstip belangenwijziging.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

Nummer 12/00481

uitspraakdatum: 19 maart 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X beheer BV, gevestigd te Z (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 juli 2012, nummer AWB 10/4665, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een voorlopige aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 3.996.017. Daarbij is € 62.950 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2. De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de voorlopige aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 3 juli 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, en de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak op bezwaar in stand gelaten.

1.4. Belanghebbende heeft bij brief van 9 augustus 2012, ingekomen bij het Hof op

10 augustus 2012, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6. Belanghebbende heeft op 6 februari 2013 nadere stukken ingediend. De Inspecteur heeft op 7 februari 2013 nadere stukken ingediend.

1.7. Belanghebbende heeft op 18 februari 2013 nadere stukken ingediend. Ter zitting heeft de Inspecteur ingestemd met het toelaten van deze stukken in de procedure.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door drs. A. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. B en mr. C.

1.9. Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De inhoud van deze pleitnota’s is in deze uitspraak ingelast.

1.10. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende heeft in 2007 onroerende zaken vervreemd. Ter zake van de vervreemdingswinst van € 3.996.017 heeft belanghebbende ultimo 2007 een herinvesteringsreserve gevormd.

2.2. Op 10 september 2008 heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende plaatsgevonden. In de notulen daarvan is onder meer het volgende vermeld:

“De voorzitter (…) stelt aan de orde:

Het voorstel om, conform hetgeen besproken is betreffende de herinvesteringen en hetgeen de directie heeft medegedeeld inzake gevoerde gesprekken en onderhandelingen met de directie van onderstaande Gbr en verkopende B.V’s, gelet op de ervaringen van de directie bij aankoop van Duits onroerend goed, akkoord te gaan met het overgaan tot het aangaan van de verplichtingen tot aankoop van de vervangende investeringen Duits onroerend goed middels overname van een deel groot 89% in D Beheer B.V., E GbR Eschwege (Duitsland), voor een bedrag groot € 7.763.830 en wel onder de voorwaarde dat de directie tot overeenstemming komt over de condities die kunnen leiden tot een verkoop en levering van het totale aandelenpakket X Beheer BV aan D Beheer BV. In die zin dat mochten die onderhandelingen tot verkoop van het gehele aandelenpakket X Beheer BV niet leiden tot overeenstemming, X Beheer BV niet verplicht is om bovenstaande aandelen in de voornoemde Gbr c.q. Nederlands onroerend goed af te nemen.

De vergadering gaat met algemene stemmen met de akten en de voorstellen akkoord en machtigt – voor zover nodig – de directie van X Beheer BV voornoemd, te dier zake al hetgeen te doen, wat mocht worden vereist, nuttig, nodig of wenselijk is. (…)

voorzitter, secretaris,

de heer F”

2.3. Op 28 oktober 2008 zijn belanghebbende en D Beheer BV met betrekking tot de aankoop van een aandeel van 89% in Gesellschaft bürgerlichen Rechts “E, D Beheer BV” (hierna: GbR) het volgende overeengekomen:

“Verpflichtungsvertrag

1. Die Parteien verpflichten sich einen Kaufvertrag über den Anteil an einer Geschellschaft bürgerlichen Rechts zu schliessen.

2. Die D Beheer BV – nachstehend “Verkäuferin” ist Gesellschafterin der "E, D Beheer BV GbR, Eschwege”, a-straat 1 Frankfurt am Main, – nachsthend “Gesellschaft”. Die Beteiligung der Verkäuferin an der Gesellschaft beträgt 94%.

3. [Belanghebbende] verpflichtet sich von D Beheer BV zu kaufen so wie sich D Beheer sich verpflichtet zu verkaufen 89% des Gesellschaftsanteils.

4. Der Kaufpreis für den 89% Gesellschaftsanteil beträgt € 7.763.830 (…).

5. Für den abzuschliessenden Kaufvertrag gilt dass Deutsche Recht.

6. Das Vermögen der Gesellschaft besteht aus folgendem Grundeigentum:

[Volgt een lijst met onroerende zaken.]”

2.4. Bij een op 18 december 2008 getekende koopovereenkomst hebben de aandeelhouders van belanghebbende hun aandelen verkocht aan de D Beheer BV. In deze overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

“OVERWEGENDE DAT:

a. De heer F, de heer G en H [“Verkoper”] aandelen in eigendom hebben in het kapitaal van [belanghebbende];

b. De aandelen in het kapitaal van [belanghebbende] zijn verdeeld in de navolgende verhouding:

- De heer F: (…)

- De heer G: (…)

- H: (…);

c. Er binnen [belanghebbende] in 2007 een herinvesteringsreserve is gevormd en er nadien op grond van een aantoonbaar vervangingsvoornemen door [belanghebbende] een vervangingsaankoop van een onroerende zaak is verricht, waarna de herinvesteringsreserve is afgeboekt in 2008;

d. De Verkoper de respectievelijke Aandelen wensen te verkoper en te leveren aan de Koper D Beheer BV], gelijk de Koper de respectievelijke Aandelen wenst te kopen en verkrijgen van de Verkoper;

e. Partijen overeenstemming hebben bereikt over de voorwaarden, de koop/verkoop en overdracht van de Aandelen (hierna te noemen: de “Transactie”) en deze overeenstemming hierbij schriftelijk wensen vast te leggen.

VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

ARTIKEL 1

De heer F, de heer G en H verkopen hierbij respectievelijk de Aandelen A, B en C aan Koper, gelijk Koper de Aandelen A, B en C hierbij koopt van de respectievelijke Verkoper.

De levering van de Aandelen zal plaatsvinden op 19 december 2008 (hierna de noemen: de Leveringsdatum”) (…)

ARTIKEL 2

Verkoper garandeert Koper met betrekking tot gemelde Aandelen dat op Leveringsdatum:

a. met vorenstaande Transactie het gehele geplaatste kapitaal [van belanghebbende] aan Koper zal worden overgedragen;

b. (…).

ARTIKEL 3

1. (…)

2. Partijen zijn overeengekomen dat de garanties in de artikelen 2 en 3 niet verstrekt worden ten aanzien van cijfers, feiten en omstandigheden die zien op of verband houden met de onroerende zaken die in 2008 door de Vennootschap zijn verworven.

3. (…)

(…)

ARTIKEL 5

1. (…)

2. De Koopprijs is gebaseerd op de intrinsieke waarde volgens de aangehechte balans per 30 september 2008, (…).

3. De Koopprijs bedraagt € 3.008.904 (…). Door partijen is overeengekomen dat deze Koopprijs ter finale kwijting wordt verminderd met een bedrag van € 25.000 dat ziet op de verwachte nettowinst van de [belanghebbende] vanaf 30 september 2008, welke winst voor rekening van Koper komt. (…)

(…)

ARTIKEL 7

De behandeling van al hetgeen de fiscale situatie van [belanghebbende] betreft, tot en met de Leveringsdatum, zal geschieden door of vanwege en voor rekening van de Verkoper, met dien verstande dat de aangifte Vennootschapsbelasting over het jaar 2008 namens [belanghebbende] geschieden door of vanwege de Koper in overleg met de Verkoper en de huidige accountant/belastingadviseur van [belanghebbende].

(…)

ARTIKEL 13

Alle baten en lasten van gemelde Aandelen komen vanaf Leveringsdatum voor rekening van Koper.

2.5. Kort na het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot de aandelen in belanghebbende, hebben belanghebbende en D Beheer BV op 18 december 2008 voor notaris dr. I in Emmerich am Rhein (Duitsland) een overeenkomst gesloten met betrekking tot de koop van een aandeel van 89% in GbR. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:

“Kaufvertrag über den Anteil an einer Gesellschaft bürgerlichen Rechts

1. Vertragsgegenstand

1.1. Die D Beheer BV – nachstehend “Verkäuferin” ist Gesellschafterin der "E, D Beheer BV GbR, Eschwege”, a-straat 1 Frankfurt am Main, – nachsthend “Gesellschaft”. Die Beteiligung der Verkäuferin an der Gesellschaft beträgt 94%.

1.2. Die Verkäuferin verkauft 89% des Gesellschafsanteil an [belanghebbende] und 5% an die J B.V. – beide nachstehend “Käuferinnen” – jeweilst mit Wirkung zum 01.12.2008 und tritt die Anteile an die Käuferinnen ab. Die Käuferinnen nehmen die Abtetungen an.

2. Kaufpreis

2.1. Der Kaufpreis für den gesamten Gesellschafsanteil beträgt 8.200.000 Euro (…). Davon entfallen 7.763.830,00 € auf [belanghebbende] und 436.170,00 € auf die J B.V.

(…)

3. Vermögen

3.1. Das Vermögen der Gesellschaft besteht aus folgendem Grundeigentum:

[Volgt een lijst met onroerende zaken.]”

2.6. Op 30 december 2008, om 15.40 uur, is de akte tot levering van de aandelen in belanghebbende aan D Beheer BV getekend. In deze akte is onder meer het volgende bepaald:

“3. Koopovereenkomst

De comparanten, handelend namens de verkoper en de koper, verklaren bij deze akte ingevolge een daartoe gesloten koopovereenkomst aandelen in het kapitaal van de vennootschap te willen leveren.

De koopovereenkomst is aan deze akte gehecht (bijlage 4).

Hetgeen partijen zijn overeengekomen blijft gelden, voor zover daarvan niet in deze akte is afgeweken en met dien verstande dat ontbindende voorwaarden en tijdsbepalingen zijn vervallen.

6. Koopprijs

6.1 De comparanten verklaren dat de koopprijs bedraagt (…) € 2.983.904,00 (…).

6.2 De koopprijs wordt voldaan door schuldovername van de betreffende schuld van de betreffende verkoper aan de vennootschap per vandaag over te nemen tegen de nominale waarde. Het totaalbedrag van deze schulden komt overeen met de koopprijs. (…)

6.3. De verkoper verleent aan de koper kwijting voor de betaling van de koopprijs.

7. Bepalingen

De koop van de aandelen is geschied onder de navolgende bepalingen:

7.1 Voor rekening van de koper zijn, met ingang van dertig september tweeduizend acht alle lusten en lasten van de aandelen, waaronder het recht op nog niet vastgestelde dividenden over het lopende boekjaar en de verstreken boekjaren van de vennootschap.

7.2 Partijen doen afstand van de bevoegdheid tot het ontbinden van de aan de levering ten grondslag liggende overeenkomst.

(…) “

2.7. Bij het vaststellen van de voorlopige aanslag heeft de Inspecteur de volledige herinvesteringsreserve van € 3.996.017 in 2008 laten vrijvallen en tot de winst gerekend. Belanghebbende heeft tegen deze voorlopige aanslag tijdig bezwaar gemaakt.

2.8. Bij brief van 23 november 2010 heeft de Inspecteur het volgende aan belanghebbendes gemachtigde geschreven:

“Hedenmorgen hadden wij om 11.30 uur telefonisch contact inzake de afspraak van 11.00 uur. Begin november hebben wij deze afspraak voor een hoorgesprek gemaakt. Op 23 november 2010 zou u in gezelschap van de heer A om 11 uur op mijn kantoor in P zijn om gehoord te worden inzake het bezwaarschrift van [belanghebbende]. Deze afspraak werd door u mondeling bevestigd op 12 november 2010 toen u in Zwolle aanwezig was om het dossier van [belanghebbende] in te zien. In mijn brief van 18 november 2010 heb ik u aangegeven dat ik verwacht u vandaag, de 23e november, te zien voor het hoorgesprek.

Ik constateer dat u noch de heer A vanmorgen aanwezig was om gehoord te worden.

In ons telefoongesprek verwees u naar een fax die u gisteren (de 22e november) naar mijn kantoor heeft verstuurd. (…) In deze fax stelt u voorwaarden die vervuld moeten zijn voordat een nieuwe afspraak gemaakt kan worden. Deze fax heeft mij verbaasd omdat ik in deze fax nergens lees dat u vandaag niet zult verschijnen op het hoorgesprek; ik lees in deze fax opnieuw uw standpunt dat ik aan vele voorwaarden moet voldoen voor u een afspraak wilt maken voor een hoorgesprek.

In mijn brief van 17 maart 2010 probeer ik voor de eerste maal een afspraak met u te maken inzake een hoorgesprek. U reageert met het stellen van voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voor u een afspraak voor een hoorgesprek wilt maken. Op 30 maart nodig ik u opnieuw uit; u reageert op dezelfde wijze. Op 3 mei 2010 volgt mijn volgende uitnodiging en opnieuw in mijn brief van 2 juni 2010. En weer op 12 juli 2010 en tenslotte op 21 oktober 2010. Naar aanleiding van deze brief komt uiteindelijk de afspraak van vandaag tot stand.

Ik concludeert dat na zes uitnodigingen om een afspraak te maken voor een hoorgesprek, resulterend in een afspraak die op het laatste moment weer niet doorgaat, er blijkbaar bij u en uw cliënt niet de wens bestaat om gehoord te worden. Ik kan, wil en mag u niet dwingen om gehoord te worden. Alhoewel u dit niet uitdrukkelijk schriftelijk heeft gemeld, concludeer ik dat u afziet van horen.

Ik zal binnenkort uitspraak op het bezwaarschrift doen.”

2.9. Bij uitspraak op bezwaar van 29 november 2010 heeft de Inspecteur de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

2.10. De Rechtbank heeft geoordeeld dat aannemelijk is dat vóór het tijdstip waarop werd geïnvesteerd in GbR al overeenstemming bestond over de verkoop van de aandelen in belanghebbende aan D Beheer BV en de daarvoor te betalen prijs, dat bij een dergelijke (eventueel mondelinge) overeenstemming het belang bij de aandelen in belanghebbende in belangrijke mate is gewijzigd, en dat de Inspecteur derhalve terecht met toepassing van artikel 12a Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) de herinvesteringsreserve aan de winst heeft toegevoegd. De Rechtbank heeft vanwege schending van de artikelen 3:4 Awb (zorgvuldigheid) en 10:3 Awb (mandaatvoorschrift) het beroep gegrond verklaard, de rechtsgevolgen van de uitspraak op bezwaar in stand gelaten, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en de Inspecteur gelast aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.

3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is of de herinvesteringsreserve terecht aan de winst is toegevoegd. In het bijzonder is daarbij in geschil of artikel 12a Wet Vpb toepassing vindt. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend. In dat verband heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat het uiteindelijk belang in belanghebbende is gewijzigd voorafgaand aan de herinvestering in GbR.

3.2. Als voornoemde vraag ontkennend moet worden beantwoord, neemt de Inspecteur subsidiair het standpunt in dat het leerstuk van fraus legis meebrengt dat de gevormde herinvesteringsreserve aan de winst moet worden toegevoegd.

3.3. Belanghebbende heeft voorts betoogd dat de hoorplicht van artikel 25 AWR is geschonden en dat het te verwachten verlies door de openbare verkoop van de onroerende zaken in 2012 (ten bedrage van € 2.017.813), in het onderhavige jaar (2008) in aanmerking kan worden genomen.

3.4. De Inspecteur heeft ter zitting zijn grieven tegen het oordeel van de Rechtbank omtrent de schending van de artikelen 3:4 Awb (zorgvuldigheid) en 10:3 Awb (mandaatvoorschrift), ingetrokken.

3.5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur en tot vernietiging van de voorlopige aanslag en de beschikking heffingsrente. Belanghebbende bepleit verder een voorlopige teruggaaf uitgaande van een verlies van

€ 2.017.813.

3.6. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

Uitstel van zitting

4.1. Belanghebbende heeft in haar nadere stuk van 18 februari 2013 verzocht de behandeling ter zitting uit te stellen teneinde de Inspecteur in de gelegenheid te stellen een juridische onderbouwing van zijn standpunten te geven. Het Hof heeft echter daarin geen reden gezien belanghebbendes verzoek in te willigen. Deze weigering om de zitting uit te stellen is aan belanghebbende medegedeeld. Belanghebbende is ter zitting verschenen.

Belangwijziging

4.2. In artikel 12a, eerste lid, Wet Vpb is bepaald dat indien aannemelijk is dat het uiteindelijke belang in de belastingplichtige in belangrijke mate is gewijzigd, in afwijking in zoverre van artikel 3.54 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) geldt dat een gevormde herinvesteringsreserve direct voorafgaande aan die wijziging aan de winst wordt toegevoegd.

4.3. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van voornoemde bepaling volgt dat voor de vraag of het uiteindelijke belang is gewijzigd een materiële toets moet worden aangelegd.

4.4. Gelet op de koopovereenkomst van 18 december 2008 (zie 2.4), en met name het bepaalde in artikel 13, is aannemelijk dat het uiteindelijke belang in (de waardeontwikkeling van de aandelen in) belanghebbende eerst per het tijdstip van levering op 30 december 2008 is gewijzigd. Dat de onderhandelingen over de aandelenoverdracht al eerder waren afgerond brengt, anders dan de Rechtbank heeft geoordeeld, niet mee dat het uiteindelijke belang reeds eerder (in belangrijke mate) is overgegaan op de koper. Dat de prijsbepaling van de aandelen heeft plaatsgevonden naar de waarde per 30 september 2008 brengt niet mee dat het uiteindelijke belang per die datum reeds is overgegaan op de koper. Ook de door de Inspecteur aangevoerde omstandigheden over de ongebruikelijk gang van zaken rond de herinvestering – onder meer dat de (oude) bestuurders van belanghebbende nauwelijks betrokken zijn geweest bij de aankoop van het aandeel in GbR en weinig tot geen onderzoek hebben verricht, en het mondeling machtigen van een notarisklerk voor de aankoop – brengen het Hof niet tot een ander oordeel.

Tijdstip herinvestering

4.5. Voor de uitleg van het begrip herinvesteren kan aansluiting worden gezocht bij het in artikel 3.43 Wet IB 2001 genoemde begrip investeren. Daaronder wordt verstaan het aangaan van verplichtingen of het maken van voortbrengingskosten met betrekking tot een bedrijfsmiddel, voor zover die verplichtingen en kosten op de belastingplichtige drukken.

4.6. De Inspecteur heeft het standpunt ingenomen dat pas bij de overeenkomst van

18 december 2008 (zie 2.5) sprake is van een herinvestering. Bij die overeenkomst is zowel de economische als juridische eigendom overgegaan van het aandeel van 89% in GbR, aldus de Inspecteur.

4.7. Vorenstaand standpunt van de Inspecteur brengt mee dat de ultimo 2007 gevormde herinvesteringsreserve is aangewend op 18 december 2008, derhalve voorafgaand aan de belangenwijziging op 30 december 2008, zodat deze reserve niet op grond van artikel 12a Wet Vpb in 2008 ten bate van de winst dient vrij te vallen.

Fraus legis

4.8. Het leerstuk van fraus legis kan worden toegepast indien i) het handelen van een belastingplichtige uitsluitend of overwegend is ingegeven door belastingverijdelende motieven, en ii) daarmee in strijd met doel en strekking van de wet wordt gekomen.

4.9. De Inspecteur neemt het standpunt in dat het leerstuk van fraus legis meebrengt dat de gevormde herinvesteringsreserve aan de winst moet worden toegevoegd.

4.10. Aan toepassing van fraus legis staat in de weg dat doel en strekking van artikel 12a Wet Vpb, niet worden miskend indien de herinvesteringsreserve in het onderhavige geval niet aan de winst wordt toegevoegd. In deze bepaling is immers een duidelijke volgorde opgenomen: een ten tijde van de belangenwijziging gevormde herinvesteringsreserve wordt aan de winst toegevoegd. In het onderhavige geval is de herinvesteringsreserve voorafgaand aan de belangenwijziging (onbelast) afgeboekt, zodat artikel 12a Wet Vpb (tekst 2008) geen toepassing kan vinden. Het Hof is van oordeel – anders dan de staatssecretaris in zijn besluit van 9 december 2011, nr. BLKB 2011/2061M, Stcrt. 2011, 23172 – dat aan de door de wetgever in artikel 12a Wet Vpb neergelegde volgorde niet kan worden voorbijgegaan met een beroep op doel en strekking van die regeling of met behulp van fraus legis.

Hoorplicht

4.11. Belanghebbende heeft betoogd dat de Inspecteur de hoorplicht van artikel 25 AWR heeft geschonden. Dit betoog kan niet slagen. De Inspecteur heeft belanghebbende zesmaal in de gelegenheid gesteld te worden gehoord (zie 2.8). Belanghebbende heeft om haar moverende redenen steeds afgezien van een hoorgesprek. Gelet daarop is van een schending van het bepaalde in artikel 25 AWR geen sprake.

Verlies uit openbare verkoop

4.12. Belanghebbende heeft verder betoogd dat het te verwachten verlies ten bedrage van

€ 2.017.813 – € 3.767.813 (boekwaarde na afboeking herinvesteringsreserve) minus

€ 1.750.000 (grondwaarde volgens rapport taxateur K) – door de openbare verkoop van de onroerende zaken in of na 2012, in het onderhavige jaar (2008) bij haar in aanmerking kan worden genomen. Dit betoog van belanghebbende kan niet slagen. Het te verwachten verlies vindt volgens belanghebbende zijn oorzaak in de rechterlijke uitspraak van het Landgericht Mainz van 9 juli 2012, volgens welke de L Immobilienbank AG de lening aan D Beheer BV mag beëindigen. Nu de door belanghebbende gestelde last wordt veroorzaakt door een rechterlijke uitspraak van medio 2012, kan deze last reeds daarom niet in 2008 in het fiscale resultaat worden betrokken.

4.13. Belanghebbende heeft verder nog betoogd dat door uitlatingen in de uitspraak op bezwaar van 13 februari 2012 inzake de aanslag vennootschapsbelasting 2005 ten name van D Beheer BV, bij haar het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat de hiervoor in 4.12 vermelde afwaardering zou worden geaccepteerd. Het Hof kan ook dit betoog van belanghebbende niet onderschrijven. Als regel heeft te gelden dat een belastingplichtige geen gerechtvaardigd vertrouwen kan ontlenen aan het optreden van de inspecteur ten aanzien van een andere belastingplichtige (vgl. HR 4 december 2009, nr. 08/02258, LJN BG7213, BNB 2010/65). De uitlatingen in de uitspraak op bezwaar van 13 februari 2012 zijn niet gericht aan belanghebbende, maar aan D Beheer BV, zodat belanghebbende reeds daarom geen gerechtvaardigd vertrouwen daaraan kan ontlenen. Verder zijn geen omstandigheden gebleken op grond waarvan belanghebbende redelijkerwijze mocht menen dat het gestelde in de uitspraak op bezwaar van 13 februari 2012 ook bedoeld was om te gelden in haar situatie. Bovendien kan uit de uitspraak op bezwaar van 13 februari 2012 niet worden afgeleid dat de Inspecteur omtrent de aangelegenheid van de afwaardering het door belanghebbende gestelde standpunt heeft ingenomen. Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt derhalve.

Heffingsrente

4.14. Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Nu de voorlopige aanslag wordt vernietigd, is er ook aanleiding tot vernietiging van de beschikking heffingsrente.

Slotsom

4.15. Gelet op het vorenstaande is het hoger beroep van belanghebbende gegrond.

5. Proceskosten en schadevergoeding

5.1. Het Hof vindt aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 472 (1 punt voor hogerberoepschrift, waarde per punt € 472, wegingsfactor 1).

5.2. Het Hof acht geen grond aanwezig voor een integrale proceskostenvergoeding. De Inspecteur treft immers geen verwijt dat hij een aanslag heeft opgelegd of uitspraak heeft gedaan terwijl op dat moment duidelijk is dat die aanslag of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, nr. 41.235,

LJN BA2802, BNB 2007/260). Ook heeft de Inspecteur niet in vergaande mate onzorgvuldig gehandeld (vgl. HR 4 februari 2011, nr. 09/02123, LJN BP2975, BNB 2011/103).

5.3. Het Hof acht evenmin gronden aanwezig om belanghebbendes verzoek om schadevergoeding in te willigen. Belanghebbende heeft immers de gestelde schade op geen enkele wijze onderbouwd of gespecificeerd. Ook overigens is niet gebleken van schade als gevolg van de in hoger beroep vernietigde voorlopige aanslag of beschikking heffingsrente.

6. Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;

– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;

– vernietigt de voorlopige aanslag;

– vernietigt de beschikking heffingsrente;

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van

€ 472;

– gelast dat de Staat (Ministerie van Financiën) aan belanghebbende het in hoger beroep (€ 454) betaalde griffierecht vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. J.A. Monsma en mr. G.J. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2013.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.