Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-04-2013, BZ7001, 12/00712
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 03-04-2013, BZ7001, 12/00712
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 3 april 2013
- Datum publicatie
- 12 april 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:BZ7001
- Zaaknummer
- 12/00712
Inhoudsindicatie
Rioolheffing.
Indirecte aansluiting perceel op gemeentelijke riolering?
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM – LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00712
uitspraakdatum: 3 april 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de heffingsambtenaar van het openbaar lichaam Belastingsamenwerking Rivierenland te Tiel (hierna: de heffingsambtenaar),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 november 2012, nummer AWB 12/1926, in het geding tussen
X te Z (hierna: belanghebbende) en de heffingsambtenaar.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2012 ter zake van het genot krachtens eigendom van de onroerende zaak a-straat 1 te Q een aanslag in de rioolheffing van de gemeente Wijk bij Duurstede opgelegd van € 58,12.
1.2. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 april 2012 de aanslag gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak van de heffingsambtenaar in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 20 november 2012 het beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de heffingsambtenaar alsmede de aanslag in de rioolheffing vernietigd.
1.4. De heffingsambtenaar heeft bij brief van 10 december 2012, ingekomen bij het Hof op 12 december 2012, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, evenals de heffingsambtenaar.
1.7. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De heffingsambtenaar heeft met instemming van belanghebbende twee foto’s ingebracht.
1.8. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
2.1. Belanghebbende is eigenaar van het perceel agrarisch weidegebied aan de a-straat 1 te Q (hierna: het perceel). De oppervlakte van het perceel bedraagt circa 34.000 m².
2.2. Op het perceel is een schuilstal voor paarden gelegen. De schuilstal heeft een oppervlakte van circa 100 m². Op het perceel zijn verder een elektra-aansluiting en een wateraansluiting voor het drinkwater van de dieren aanwezig.
2.3. Het perceel is niet direct aangesloten op de riolering. Het hemelwater van de schuilstal wordt door middel van een regenpijp geloosd op een put in de grond. Is deze put vol, dan wordt het hemelwater vanuit deze put via een ondergrondse buis geloosd in een greppel aan de rechterzijde van het perceel zoals schetsmatig aangegeven op bijlage b van het verweerschrift in hoger beroep.
3. Geschil
3.1. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht een aanslag in de rioolheffing aan belanghebbende heeft opgelegd. In het bijzonder is de vraag aan de orde of het perceel van belanghebbende indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar bevestigend.
3.2. De heffingsambtenaar concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot bevestiging van zijn uitspraak op bezwaar. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Regelgeving
4.1. In artikel 228a, lid 1, van de Gemeentewet is het volgende bepaald:
Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
4.2. Op basis van dit artikel heeft de Raad van de gemeente Wijk bij Duurstede (hierna: de Gemeente) de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2012 (hierna: de Verordening) vastgesteld. Daarin is onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
b gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
Artikel 2
Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3
Belastbaar feit en belastingplicht
1 De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
2 Met betrekking tot de belasting wordt, ingeval het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat degene op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 6
Belastingtarieven
De belasting bedraagt:
a € 204,98;
b in afwijking van het bovenstaande bedraagt de belasting voor elk perceel dat niet direct of indirect is aangesloten op het waterleidingstelsel en van waaruit geen water via het rioleringsstelsel wordt afgevoerd dat is verkregen door middel van een eigen pompinstallatie: € 58,12.”
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 3 van de Verordening wordt rioolheffing geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. Onder gemeentelijke riolering verstaat artikel 1, aanhef en letter b, van de Verordening een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente.
5.2. Blijkens artikel 3 van de Verordening doet een belastbaar feit zich uitsluitend voor als een perceel direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. De heffingsambtenaar betoogt primair – onder verwijzing naar de uitspraak van Rechtbank Dordrecht 25 mei 2012, nr. AWB 11/1208, LJN BX0100 – dat de heffingsbevoegdheid in het onderhavige geval voortkomt uit het perceelsgebonden belang dat samenhangt met de ligging van het perceel binnen de grenzen van de Gemeente. Dit betoog faalt. Gelet op de tekst van artikel 3 van de Verordening wordt de heffingsbevoegdheid beperkt tot die gevallen waarin een perceel direct of indirect is aangesloten op, dat wil zeggen in verbinding staat met, de gemeentelijke riolering. De tekst van dit artikel laat geen ruimte voor een ruimere interpretatie.
5.3. De heffingsambtenaar stelt subsidiair dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan, doordat het perceel indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering. In dat verband voert de heffingsambtenaar aan dat de greppels die het perceel van belanghebbende omgeven, in verbinding staan met andere sloten. Desgevraagd heeft de heffingsambtenaar ter zitting verklaard niet exact te kunnen aangeven welke andere sloten dat zijn en niet te weten of deze andere sloten zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering.
5.4. Belanghebbende betwist dat de greppels die zijn perceel omgeven in verbinding staan met andere sloten. Hij bestrijdt dat het perceel indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering en dat vanaf het perceel water ter nadere verwerking aan de Gemeente wordt aangeboden. Hij stelt dat het hemelwater van de schuilstal wordt opgevangen en ter plaatse in de grond zakt, hetzij direct, hetzij, ingeval van overstort naar de greppel als onder 2.3 bedoeld, vanuit de greppel.
5.5. Gelet op de betwisting door belanghebbende, ligt het op de weg van de heffingsambtenaar om feiten aannemelijk te maken die meebrengen dat het perceel van belanghebbende indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
5.6. Naar het oordeel van het Hof heeft de heffingsambtenaar met zijn enkele stelling niet aannemelijk gemaakt dat de greppels die belanghebbendes perceel omgeven, in verbinding staan met andere sloten. Bovendien heeft de heffingsambtenaar niet aannemelijk gemaakt dat deze sloten op enigerlei wijze in verbinding staan met de gemeentelijke riolering. Het Hof gaat derhalve ervan uit dat het perceel direct noch indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
5.7. Nu een belastbaar feit ontbreekt, heeft de heffingsambtenaar ten onrechte de aanslag opgelegd.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van de heffingsambtenaar ongegrond.
6. Kosten
Het Hof vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 26 voor de door belanghebbende gemaakte reiskosten, gebaseerd op openbaar vervoer laagste klasse (Z-Arnhem en terug).
7. Beslissing
Het Hof:
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;
– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 26;
– verstaat dat van de gemeente Wijk bij Duurstede een griffierecht van € 466 wordt geheven zodra deze uitspraak onherroepelijk zal zijn geworden.
Deze uitspraak is gedaan te Arnhem door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter,
mr. J.P.M. Kooijmans en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2013.
De griffier, De voorzitter,
(W.J.N.M. Snoijink) (A.J.H. van Suilen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 3 april 2013.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 – bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 – het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.