Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:3586 CA1469, BK 11/00361 Leges
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:3586 CA1469, BK 11/00361 Leges
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 28 mei 2013
- Datum publicatie
- 30 mei 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:CA1469
- Zaaknummer
- BK 11/00361 Leges
Inhoudsindicatie
In geschil is of de heffingsambtenaar terecht ter zake van de aanvraag van de bouwvergunning voor het bouwproject leges heeft geheven.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 11/00361
uitspraakdatum: 28 mei 2013
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X bv te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 1 december 2011, nummer Awb 10/1892, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen (hierna: de heffingsambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1 De heffingsambtenaar heeft bij schriftelijke kennisgeving, gedagtekend
26 maart 2010, ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning een bedrag aan leges geheven van belanghebbende.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het bedrag aan leges gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van
1 december 2011 ongegrond verklaard.
1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. A, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede B namens de heffingsambtenaar.
1.7 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. De vaststaande feiten
2.1 Op 6 mei 2008 heeft de gemeente Kampen (hierna: de gemeente) de aanvraag van belanghebbende ontvangen voor een reguliere bouwvergunning, eerste fase. De aanvraag heeft betrekking op de bouw van vier bedrijfsruimten en twee woningen gelegen op het perceel aan de a-straat 41 te L (hierna: het bouwproject).
2.2 Het bouwproject valt onder het bestemmingsplan “C” uit 1947/1948. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente (hierna: het college) heeft bij voor bezwaar vatbare beschikking van 11 maart 2010 besloten de bouwvergunning te weigeren, omdat het bouwproject in strijd is met het geldende bestemmingsplan. Onder verwijzing naar het voorontwerp van het bestemmingsplan “D” heeft het college eveneens geweigerd medewerking te verlenen aan het verkrijgen van een vrijstelling op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (tekst 1 januari 2008 tot 1 juli 2008) of een bestemmingsplanherziening.
2.3 De Verordening leges 2008 van de gemeente (hierna: de verordening) bepaalt onder meer:
“Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam “leges” worden rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 3 Belastingplicht
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
(…)
Artikel 5 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. (…)
Artikel 6 Wijze van heffing
De leges worden geheven bij wege van mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.”
2.4 In de bij de verordening behorende tarieventabel (hierna: de tarieventabel) is onder andere het volgende bepaald:
“Bouwvergunningen
(...)
5.2 Het tarief bedraagt ter zake van het in behandeling nemen van:
(…)
5.2.3 Een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning eerste fase, als bedoeld in artikel 56a, tweede lid, van de Woningwet, indien het bouwplan niet uit het oogpunt van welstand is beoordeeld; 11,50 0/00 van de naar boven in 500-tallen van euro’s afgeronde, begrootte kosten van de uitvoering van het bouwplan, met een minimum van 34,50
(…)
Teruggave
(…)
5.3.2.2 Indien binnen één maand na het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning doch voor het verlenen van de vergunning, deze aanvraag wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van 75% geheven leges verleend.
(…)
5.3.2.4 Indien de gevraagde vergunning niet wordt verleend, wordt op aanvraag teruggaaf van 50% van de geheven leges verleend. De aanvraag dient binnen zes weken na de dagtekening van het besluit waarbij de vergunning niet wordt verleend, te worden ingediend”
2.5 Van belanghebbende is ter zake van het in behandeling nemen van de in 2.1 genoemde aanvraag een bedrag aan leges geheven van € 3.737,50. De opbouw van dit bedrag is als volgt berekend:
Reguliere bouwvergunning 1e fase € 14.950,00
Af: 3/4 van de leges in verband met het weigeringsbesluit en reeds voldane
leges van het buiten behandeling stellen - 11.212,50
Totaal € 3.737,50
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 In geschil is of de heffingsambtenaar terecht ter zake van de aanvraag van de bouwvergunning voor het bouwproject leges heeft geheven. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar beantwoordt deze bevestigend.
3.2 Belanghebbende betoogt dat er in dit geval bijzondere omstandigheden zijn die aan de heffing van leges in de weg staan. De heffingsambtenaar bestrijdt dat de door belanghebbende genoemde omstandigheden de heffing van leges verhinderen.
3.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en vermindering van het bedrag aan leges tot nihil.
3.4 De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Artikel 229, eerste lid, aanhef en onder letter b, van de Gemeentewet geeft de heffingsambtenaar de bevoegdheid rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
4.2 Ingevolge de artikelen 2, 3 en 5 van de verordening in verbinding met de artikelen 5.2 en 5.2.3 van de tarieventabel is de aanvrager leges verschuldigd ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning eerste fase.
4.3 Tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds is geen rechtstreeks verband vereist (vgl. HR 14 augustus 2008, nr. 43 120, LJN BI1943, BNB 2009/276 en HR 24 december 1997, nr. 32 569, LJN AA3345, BNB 1998/70).
4.4 Belanghebbende stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die aan de heffing van leges in de weg staan. Daarvan is volgens belanghebbende sprake, omdat de gemeente nalatig is geweest het bestemmingsplan tijdig te actualiseren en de vrijstellingsbevoegdheden op orde te brengen. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar nodeloos kosten aan belanghebbende in rekening gebracht, omdat de aangevraagde vergunning nimmer verleend had kunnen worden op basis van het bestaande bestemmingsplan. Voorts heeft het college de beslissing om geen vrijstellingen te verlenen gebaseerd op een voorontwerp van een bestemmingsplan. Doordat de gemeente ondanks deze bijzondere omstandigheden de aanvraag in behandeling heeft genomen, waardoor een belastbaar feit is ontstaan, heeft de heffingsambtenaar onredelijk gehandeld door hiervoor een bedrag aan leges te heffen.
4.5 Vaststaat dat belanghebbende op 6 mei 2008 een aanvraag voor een bouwvergunning heeft ingediend en de gemeente deze in behandeling heeft genomen. Het belastbare feit heeft zich dus voorgedaan.
4.6 Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemeente bij het in behandeling nemen van de aanvraag wist, dat de aangevraagde vergunning of vrijstelling nimmer verleend zou worden. Dat de vergunning geweigerd is en geen vrijstelling is verleend, is voor de heffing van leges niet relevant, aangezien voor de heffing het in behandeling nemen van de aanvraag van belang is. Het is het Hof evenmin gebleken dat sprake is van een onredelijke of willekeurige heffing van leges.
4.7 De omstandigheid dat de gemeente zich niet heeft gehouden aan het voorschrift van artikel 33 Wet op de ruimtelijke ordening (vervallen per 1 juli 2008), inhoudend dat een bestemmingsplan ten minste eenmaal in de tien jaren wordt herzien, staat niet eraan in de weg dat van belanghebbende leges wordt geheven. De in dat artikel genoemde termijn vormt een termijn van orde en aan overschrijding ervan zijn het kader van de heffing van leges in het onderhavige jaar nog geen gevolgen verbonden.
4.8 Belanghebbende betoogt dat het college de beslissing om geen vrijstellingen te verlenen, heeft gebaseerd op een voorontwerp van een bestemmingsplan, dat voor deze beslissing derhalve een juridische grondslag ontbreekt, en dat door deze onzorgvuldigheid van de gemeente de legesnota dient te worden vernietigd. Zo al sprake zou zijn van onzorgvuldig handelen door de gemeente, kan dat niet leiden tot een vernietiging van de legesnota, nu deze onzorgvuldigheid niet heeft plaatsgevonden bij gedragingen van de gemeente met betrekking tot de belastingheffing (vgl. HR 22 juli 1982, nr. 21 112, BNB 1983/20). Het Hof merkt ten overvloede op dat het betoog van belanghebbende niet kan slagen nu de Rechtbank Zwolle-Lelystad, sector bestuursrecht, belanghebbendes beroep tegen de beslissing om geen vrijstelling te verlenen, ongegrond heeft verklaard. Van een ontoereikende juridische grondslag is de bestuursrechter derhalve niet gebleken.
4.9 Nu evenmin in geschil is dat de heffingsambtenaar het bedrag aan leges juist heeft berekend, is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar terecht en tot het juiste bedrag leges in rekening heeft gebracht.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. B.F.A. van Huijgevoort, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 28 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 mei 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.