Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, CA2656, 12-00486

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, CA2656, 12-00486

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 mei 2013
Datum publicatie
10 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:CA2656
Formele relaties
Zaaknummer
12-00486

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting.

Geen aangifte. Omkering en verzwaring bewijslast. Afwaardering vordering

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00486

uitspraakdatum: 28 mei 2013

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 juli 2012, nummer AWB 11/3743,

in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 400.000. Bij beschikking is daarbij een bedrag aan heffingsrente berekend van € 6.563. Eveneens bij beschikking is een verzuimboete opgelegd van € 567.

1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikkingen inzake de berekende heffingsrente en de boete gehandhaafd.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.4 Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2013 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.7 Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8 Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

2.1 Belanghebbende is als moedermaatschappij verenigd in een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: wet Vpb) met A B.V. en B B.V..

2.2 Belanghebbende heeft daarnaast – onder meer – een deelneming in C B.V. (hierna: C).

2.3 C heeft blijkens haar jaarrapport 2008 ultimo van dat jaar een eigen vermogen van negatief € 180.329 en een schuld aan groepsmaatschappijen van € 432.934. Haar resultaat over het jaar 2008 bedraagt blijkens de jaarrekening negatief € 29.663. Blijkens hetzelfde jaarrapport bedraagt het eigen vermogen van C, ultimo 2007 negatief € 150.666. Over het jaar 2009 is blijkens het jaarrapport 2009 een verlies geleden van € 47.864. Het eigen vermogen van C bedraagt volgens dat rapport per eind 2009 negatief € 228.193.

2.4 Aan belanghebbende is tot 1 mei 2010 uitstel verleend voor het doen van aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2008.

2.5 Omdat de aangifte van belanghebbende op 1 mei 2010 nog niet door de Inspecteur was ontvangen, heeft deze aan belanghebbende met dagtekening 28 mei 2010 een herinnering tot het doen van aangifte gestuurd. Daarbij heeft de Inspecteur aan belanghebbende een nadere termijn voor het doen van aangifte gesteld tot 11 juni 2010.

2.6 Omdat de Inspecteur ook na de verzending van de herinnering geen aangifte van belanghebbende heeft ontvangen, heeft hij aan belanghebbende met dagtekening 23 augustus 2010 een aanmaning tot het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2008 gezonden. Daarbij heeft hij belanghebbende in de gelegenheid gesteld om alsnog, uiterlijk op 5 september 2010, aangifte te doen.

2.7 Daar ook na het verzenden van de aanmaning, van belanghebbende geen aangifte is ontvangen, heeft de Inspecteur met dagtekening 4 december 2010, aan belanghebbende een (ambtshalve) aanslag opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 400.000. Tevens heeft de Inspecteur bij beschikking een bedrag van € 6.563 aan heffingsrente vastgesteld. Eveneens bij beschikking heeft de Inspecteur belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 567.

2.8 Belanghebbende heeft bij brief van 4 december 2010, door de Inspecteur ontvangen op 6 december 2010, bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag vennootschapsbelasting 2008 en de beschikkingen inzake de heffingsrente en de verzuimboete. In dit bezwaarschrift heeft belanghebbende – onder meer – aangegeven dat er nog onduidelijkheden bestaan tussen haar en haar accountant (D, thans D) over de jaarrekening 2007 van belanghebbende, dat de Inspecteur hierover is geïnformeerd en dat de aangifte vennootschapsbelasting 2008 hierdoor enige correctie behoeft en dat de correcte aangifte vennootschapsbelasting 2008 binnen drie weken zal worden ingediend.

2.9 Bij de behandeling van het door belanghebbende tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2008 ingediende bezwaarschrift, heeft de Inspecteur op 10 augustus 2011 geconstateerd dat belanghebbende in de inmiddels voor het jaar 2009 ingediende aangifte vennootschapsbelasting, voor het (voorafgaande) jaar 2008 een belastbaar bedrag van € 509.854 heeft vermeld. Daarop heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken van 12 augustus 2011, de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslag vennootschapsbelasting 2008 en de beschikkingen inzake de heffingsrente en de verzuimboete afgewezen.

2.10 Op 8 september 2011 is door belanghebbende (alsnog) een aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2008 ingediend. Daarin wordt een belastbaar bedrag vermeld van € 286.495.

2.11 Met dagtekening 9 september 2011, bij de Rechtbank ontvangen op 12 september 2011, heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar.

2.12 Bij uitspraak van 5 juli 2012, heeft de Rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In geschil is of de Inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting 2008 van belanghebbende terecht heeft vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 400.000.

3.2 Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.3 Belanghebbende stelt dat haar op 8 september 2011 alsnog ingediende aangifte dient te worden gevolgd, waarbij echter tevens nog rekening gehouden dient te worden met een afwaardering van haar vordering op C tot een bedrag van € 418.103.

3.4 De Inspecteur stelt dat belanghebbende de vereiste aangifte niet heeft gedaan, de bewijslast derhalve dient te worden omgekeerd en verzwaard, en dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist is.

3.5 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.6 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en

- primair tot vaststelling van een verlies over 2008 van € 131.608 (€ 286.495 -/- € 418.103);

- subsidiair tot vaststelling van een verlies van € 18.103 (€ 400.000 -/- € 418.103);

- meer subsidiair tot een belastbaar bedrag van € 106.166 (€ 286.495 -/- € 180.329);

- nog meer subsidiair tot een belastbaar bedrag van € 219.671 (€ 400.000 -/- € 180.329);

- meest subsidiair tot een belastbaar bedrag van € 286.495.

3.7 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Niet in geschil is dat belanghebbende, na daartoe te zijn uitgenodigd en ook nadat de Inspecteur belanghebbende daartoe heeft aangemaand, niet aan de in artikel 8 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gestelde verplichting tot het doen van aangifte voor de vennootschapsbelasting voor het jaar 2008 heeft voldaan. Dit brengt mee dat op grond van artikel 27j (tekst tot en met 2012, vanaf 2013 artikel 27h) in verbinding met artikel 27e van de AWR het door belanghebbende ingestelde hoger beroep ongegrond moet worden verklaard, tenzij belanghebbende overtuigend aantoont dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.

4.2 Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar stelling dat het verlies over het jaar 2008 € 131.608 bedraagt verwezen naar de op 8 september 2011 alsnog ingediende aangifte vennootschapbelasting 2008, welke een belastbaar bedrag vermeldt van € 286.495. Op dit aangegeven belastbaar bedrag dient vervolgens de – volgens belanghebbende ten onrechte niet in de aangifte verwerkte – afwaardering van de (gehele) vordering van belanghebbende op C ad € 418.103 in mindering te worden gebracht. De subsidiaire en volgende stellingen van belanghebbende vinden eveneens (mede) hun grond in een door belanghebbende gestelde gehele of gedeeltelijke afwaardering van de vordering op C.

4.3 Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende haar stellingen met hetgeen zij heeft gesteld en overgelegd – daartoe rekent het Hof ook de door belanghebbende ter zitting van het Hof bij haar pleitnota overgelegde bijlagen – niet aannemelijk gemaakt, laat staan overtuigend aangetoond.

4.4 Het Hof baseert zijn onder 4.3 opgenomen oordeel op het onderstaande:

Ten aanzien van de ingediende aangifte:

- de door belanghebbende over het jaar 2007 ingediende aangifte vennootschapsbelasting vermeldt een balanstotaal van € 3.889.279. De in de aangifte over het jaar 2008 opgenomen vergelijkende cijfers over het jaar 2007 vermelden voor dat jaar een balanstotaal van € 3.721.891;

- daarbij bedroeg blijkens de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2007 de vordering vennootschapsbelasting van belanghebbende ultimo 2007 € 140.711, terwijl in de aangifte vennootschapsbelasting 2008 die vordering ultimo 2007 is opgenomen voor een bedrag van € 51.533;

- in de aangifte vennootschapsbelasting 2008 is door belanghebbende per 31 december 2008 een vennootschapsbelastingschuld opgenomen van € 217.500, hetgeen derhalve (ten opzichte van € 51.533) een toename van de verschuldigde vennootschapsbelasting betekent van € 269.033. Belanghebbende heeft in dezelfde aangifte echter bij de vermogensvergelijking als (niet-aftrekbare) vennootschapsbelasting een bedrag opgenomen van (slechts) € 57.931;

- in de door belanghebbende over het jaar 2009 ingediende aangifte vennootschapsbelasting wordt als belastbaar bedrag over het voorgaande jaar (2008) een bedrag vermeld van € 509.854;

- in diezelfde aangifte wordt voor het voorgaande jaar (2008) een bedrag aan “overige bedrijfskosten” vermeld van -/- € 94.884, terwijl in de aangifte voor het jaar 2008 aan “overige bedrijfskosten” voor dat jaar een bedrag is vermeld van € 100.212, een verschil derhalve van € 195.096;

- belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting van het Hof geen verklaring kunnen geven voor de bovenvermelde verschillen. Met name heeft belanghebbende geen inzicht kunnen verschaffen in het verloop van de grootboekrekening “vennootschapsbelasting”, en de wijze waarop de mutaties op die rekening zijn verwerkt in de opvolgende aangiften vennootschapsbelasting van belanghebbende;

- het door belanghebbende overgelegde overzicht van de per 28 juni 2012 verschuldigde vennootschapsbelasting acht het Hof in dit verband onvoldoende. Dit overzicht geeft immers geen uitsluitsel over het saldo van de rekening vennootschapsbelasting ultimo 2007 respectievelijk ultimo 2008. Verder verschaft het overzicht ook geen enkel inzicht in de wijze van verwerking van de mutaties in de vennootschapsbelastingschuld in de aangifte vennootschapsbelasting 2008.

Ten aanzien van de afwaardering van de vordering op C:

- ter zitting heeft belanghebbende het navolgende overzicht overgelegd met betrekking tot de omvang van de vordering van belanghebbende op C:

31-12-2005 € 150.600

31-12-2006 € 215.920

31-12-2007 € 311.868

31-12-2008 € 432.934 (onder voorbehoud wegens ontbreken toelichting)

31-12-2009 € 480.069 (onder voorbehoud wegens ontbreken toelichting)

31-12-2010 € 467.106 (onder voorbehoud wegens ontbreken toelichting)

- blijkens het fiscaal rapport over 2008 van C bedroeg het eigen vermogen op 31 december 2008 -/- € 180.329. De vordering van belanghebbende bedroeg op 31 december 2008 € 418.103 – zulks kennelijk in afwijking van het ter zitting overgelegde overzicht – zodat een volledige afwaardering van de vordering van belanghebbende zonder nadere toelichting – die ontbreekt - niet aan de orde kan zijn;

- belanghebbende heeft in dat verband weliswaar gesteld, doch niet aannemelijk gemaakt – laat staan overtuigend aangetoond – dat de voorraad van C per 31 december 2008 – die zowel commercieel als ook in het fiscaal rapport over 2008 van C per genoemde datum waren gewaardeerd op € 241.000 – op nihil zou dienen te worden gewaardeerd;

- belanghebbende heeft geen inzicht kunnen verschaffen in de achtergronden van de aan C verstrekte gelden, en evenmin duidelijkheid kunnen geven over haar motieven om – ondanks de vanaf 2005 fors oplopende vordering, en het negatieve eigen vermogen van C eind 2007 van € 150.666 – in 2008 aan C additioneel een bedrag te lenen van circa € 120.000;

- tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur aan belanghebbende zou hebben toegezegd ermee in te stemmen dat de liquidatiewaarde van C per 31 december 2008 op nihil wordt gesteld.

4.5 Het in 4.3 in verbinding met 4.4 opgenomen oordeel van het Hof laat onverlet dat het Hof zich ervan rekenschap dient te geven dat de Inspecteur de aanslag niet naar willekeur heeft vastgesteld, maar dat deze berust op een redelijke schatting.

4.6 De Inspecteur heeft ambtshalve aan belanghebbende een aanslag vennootschapsbelasting 2008 opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 400.000. De Inspecteur verwijst voor zijn stelling dat deze aanslag zeker niet te hoog is naar de door belanghebbende in haar aangifte voor het jaar 2009, voor het jaar 2008 opgenomen vergelijkende cijfers, die een belastbare winst van belanghebbende over het jaar 2008 aangeven van € 509.854. Het Hof acht dit in de gegeven omstandigheden niet onredelijk. Daarbij neemt het Hof ook in aanmerking dat belanghebbende in haar op 8 september 2011 ingediende aangifte voor het jaar 2008 een belastbaar bedrag heeft aangegeven van € 286.495, waarbij – nu iedere toelichting daaromtrent ontbreekt – nog een onttrekking van € 211.102 (€ 269.033 -/- € 57.931) aan vennootschapsbelasting in aanmerking genomen dient te worden, zodat alsdan een belastbaar bedrag resulteert van € 497.497.

4.7 Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu het Hof niet is gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast, is het hoger beroep ook in zoverre ongegrond.

4.8 Niet in geschil is dat belanghebbende, ook na daartoe door de Inspecteur te zijn aangemaand, de aangifte niet binnen de in artikel 9, derde lid, van de AWR gestelde termijn heeft ingediend. Dat – zoals belanghebbende heeft gesteld – sprake was van een pleitbaar standpunt of avas, is door belanghebbende niet aannemelijk gemaakt. Het Hof acht de opgelegde verzuimboete passend en geboden.

Slotsom

Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.J.M. van Kempen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. A.J. Kromhout, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is op 28 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (M.G.J.M. van Kempen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 mei 2013

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.