Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, CA2658, 12-00392

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-05-2013, CA2658, 12-00392

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 mei 2013
Datum publicatie
10 juni 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:CA2658
Zaaknummer
12-00392

Inhoudsindicatie

Wet WOZ.

Kostenvergoeding.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 12/00392

uitspraakdatum: 28 mei 2013

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 30 mei 2012, nummer 12/92 WOZ, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zutphen (hierna: de heffingsambtenaar)

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1 De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Q (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2011, per waardepeildatum

1 januari 2010, vastgesteld op € 331.000.

1.2 De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 december 2011 de vastgestelde waarde verminderd tot € 301.000. Daarbij heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend van € 461,90.

1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 30 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.

1.4 Belanghebbende heeft bij brief van 11 juli 2012, ingekomen bij het Hof op 12 juli 2012, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5 De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6 Belanghebbende heeft met dagtekening 11 april 2013, ingekomen bij het Hof op

15 april 2013, een nader stuk met bijlagen ingediend. Een afschrift hiervan is op 15 april 2013 doorgezonden aan de heffingsambtenaar.

1.7 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2013 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door A, bijgestaan door B (taxateur) en C (taxateur). Namens de heffingsambtenaar is verschenen D.

1.8 De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd.

1.9 Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

2.1 De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2011 – per waardepeildatum 1 januari 2010 – vastgesteld op € 331.000.

2.2 Tegen deze beschikking heeft A van het kantoor E (hierna: de gemachtigde) namens belanghebbende op 7 april 2011 een bezwaarschrift ingediend. De gemachtigde heeft op 15 mei 2011 en op 6 september 2011 aanvullende stukken op het bezwaarschrift ingediend.

2.3 Bij de aanvulling op het bezwaarschrift gedagtekend 6 september 2011, door de heffingsambtenaar ontvangen op 8 september 2011, is een taxatierapport gevoegd, gedagtekend 6 september 2011 en opgemaakt door B (hierna: de taxateur) werkzaam voor F. De taxateur heeft de opdracht tot het taxeren van de onroerende zaak ontvangen van E, het bedrijf waarvoor de gemachtigde werkzaam is. De taxateur heeft in het taxatierapport de waarde van de onroerende zaak – per waardepeildatum 1 januari 2010 – getaxeerd op € 294.000. De onroerende zaak is inpandig opgenomen door de taxateur.

2.4 Met dagtekening 9 september 2011 heeft de heffingsambtenaar aan de gemachtigde een concept uitspraak op bezwaar toegezonden waarin hij belanghebbende in kennis stelt van zijn voornemen om het bezwaar ongegrond te verklaren en de waarde van de onroerende zaak zoals bij beschikking vastgesteld te handhaven.

2.5 Op 29 september 2011 is belanghebbende door de heffingsambtenaar gehoord in zijn bezwaar. Bij het hoorgesprek zijn namens belanghebbende de gemachtigde en de taxateur verschenen.

2.6 Met dagtekening 22 november 2011 heeft de taxateur ter zake van zijn taxatiewerkzaamheden een bedrag van € 392,55 inclusief omzetbelasting gefactureerd aan E. De gemachtigde heeft met dagtekening 24 november 2011 een factuur aan belanghebbende verzonden, waarbij onder meer het bedrag van € 392,55 aan belanghebbende in rekening is gebracht. Met betrekking tot de betaling van deze factuur is tussen de gemachtigde en belanghebbende overeengekomen dat betaling dient te geschieden na ontvangst van de proceskostenvergoeding van de gemeente.

2.7 Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen heeft op 23 augustus 2011 de “Beleidsregels proceskostenvergoeding bezwaarfase WOZ-beschikkingen en de daarop gebaseerde heffingen” (hierna: de beleidsregels) vastgesteld. Deze beleidsregels zijn bekendgemaakt op 31 augustus 2011 en zijn met ingang van 1 september 2011 in werking getreden. Deze beleidsregels behelzen, voor zover hier van belang, het volgende:

“Artikel 3 Punten proceshandelingen

1. Aan de hierna genoemde proceshandelingen worden de volgende punten toegekend:

a. indienen van een bezwaarschrift (artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt

b. verschijnen op een hoorzitting (artikel 7:2 en 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt

c. bijwonen nadere hoorzitting (artikel 7:9 en 7:23 van de Algemene wet bestuursrecht) 0,5 punt

2. Indien de onder b en c genoemde proceshandelingen plaatsvinden op verzoek van de belanghebbende partij waarbij deze het horen geheel of gedeeltelijk gebruikt als alternatief voor het schriftelijk bezwaar, wordt het indienen van het bezwaar en de hoorzitting redelijkerwijs tezamen beschouwt als één proceshandeling waarvoor tezamen 1 procespunt wordt toegekend die vervolgens wordt gewogen conform artikel 5 van deze beleidsregels.

3. Op grond van artikel 2 lid 3 van BPB wordt geen punt voor de hoorzitting toegekend indien en voor zover hetgeen daar naar voren wordt gebracht niet leidt tot verandering van inzichten van de heffingsambtenaar.

(…)

Artikel 8. Kostenvergoeding derde deskundige

1. Indien een derde deskundige verschijnt op een (nadere) hoorzitting en zijn bijdrage aan deze hoorzitting draagt ertoe bij dat het besluit (verder dan in de conceptuitspraak) wordt herroepen, dan kan belanghebbende in aanmerking komen voor kostenvergoeding van deze deskundige op uurbasis van de daadwerkelijke tijd die de deskundige heeft doorgebracht bij de hoorzitting.

2. Een taxatierapport is per definitie uitgesloten van proceskostenvergoeding. Toezending van, verwijzing naar of citeren uit een taxatierapport wordt door de gemeente opgevat als onderdeel van het bezwaarschrift en komt daarmee niet zelfstandig voor vergoeding in aanmerking. Slechts in zeer uitzonderlijke situaties zal van bovenstaande bepaling worden afgeweken.”

2.8 Met dagtekening 6 december 2011 heeft de heffingsambtenaar uitspraak op bezwaar gedaan en de bij beschikking vastgestelde waarde verminderd tot een waarde van € 301.000. Daarbij heeft de heffingsambtenaar belanghebbende een proceskostenvergoeding toegekend die als volgt is berekend:

Bezwaarschrift € 218,00

Verschijnen hoorzitting rechtsbijstandverlener 0,00

Verschijnen hoorzitting taxateur 0,00

Taxatierapport 200,00 4 uren x € 50

BTW over kosten taxatierapport 38,00 19%

Kosten kadastrale recherche 5,90

Kostenvergoeding bezwaarprocedure € 461,90

2.9 Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende op 18 januari 2012 beroep bij de Rechtbank ingesteld. Het beroep heeft uitsluitend betrekking op de voor de bezwaarfase toegekende proceskostenvergoeding.

2.10 De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 30 mei 2012 niet-ontvankelijk verklaard omdat belanghebbende geen belang heeft bij een beoordeling van zijn grieven. Redengevend daarvoor is dat de gemachtigde bijstand heeft verleend op basis van ‘no cure no pay’ en belanghebbende daardoor geen belang heeft bij een hogere proceskostenvergoeding.

2.11 Met dagtekening 12 april 2013 heeft de taxateur een ‘aanvullingsfactuur’ gezonden aan belanghebbende inzake de kosten van de voorbereiding en het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase. Het factuurbedrag bedraagt € 60,50 zijnde 1 uur à € 50 uurtarief excl. BTW en € 10,50 aan 21% BTW.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 In hoger beroep is in geschil of belanghebbendes beroep terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend en de heffingsambtenaar beantwoordt die vraag bevestigend.

3.2 Indien het beroep bij de Rechtbank ontvankelijk is, dringen partijen aan op een inhoudelijke behandeling van het geschil door het Hof omtrent de toe te kennen proceskostenvergoeding. In dat verband betoogt belanghebbende dat de kosten van rechtsbijstand, alsmede die van de taxateur, voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase vergoed moeten worden.

3.3 Belanghebbende heeft zijn grief dat de vergoeding van de taxatiekosten ad € 238 op een te laag bedrag is vastgesteld, ter zitting ingetrokken.

3.4 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrond verklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding, en tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase ten bedrage van € 774,40.

3.5 De heffingsambtenaar heeft ter zitting erkend dat als het beroep bij de Rechtbank ontvankelijk is, de kosten voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase door de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking komen. Hij concludeert in dat geval tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrond verklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding, en tot vergoeding van de kosten in de bezwaarfase ten bedrage van € 713,90.

4. Beoordeling van het geschil

Ontvankelijkheid beroep

4.1 In eerste aanleg is de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase in geschil. Belanghebbende heeft in dat verband aangevoerd dat de heffingsambtenaar ten onrechte de kosten voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase niet heeft vergoed, en dat de door de heffingsambtenaar verstrekte vergoeding van € 50 per uur voor de taxatiewerkzaamheden te laag is.

4.2 De Rechtbank heeft geoordeeld dat belanghebbende geen belang meer heeft bij een beoordeling van deze grieven, nu is gebleken dat de gemachtigde bijstand heeft verleend op basis van ‘no cure no pay’.

4.3 Deze opvatting van de Rechtbank is onjuist. Aan toekenning van een proceskostenvergoeding staat niet in de weg dat bijstand is verleend op basis van ‘no cure no pay’ (vgl. HR 7 oktober 2011, nr. 10/05199, LJN BT6841, BNB 2011/281;

HR 16 november 2012, nr. 11/02517, LJN BY2770, BNB 2013/41; HR 12 april 2013,

nr. 12/02674, LJN BZ6822). Evenmin staat daaraan in de weg dat de belanghebbende ermee heeft ingestemd dat een eventuele proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener wordt uitbetaald.

4.4 De Rechtbank heeft derhalve belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Nu partijen hebben aangedrongen op een inhoudelijke beoordeling van het geschil door het Hof, zal het Hof de zaak niet terugwijzen naar de Rechtbank maar daarin zelf voorzien (HR 9 juni 2006, nr. 41 130, LJN AX7330, BNB 2006/290).

Rechtsbijstand hoorzitting bezwaarfase

4.5 Vaststaat dat in de bezwaarfase de gemachtigde van belanghebbende de hoorzitting heeft bijgewoond. Gelet daarop komt belanghebbende in aanmerking voor een vergoeding van de kosten die daarvoor zijn gemaakt. Blijkens het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) worden deze kosten forfaitair vastgesteld op € 235. In dat verband wordt opgemerkt dat de door de heffingsambtenaar te vergoeden proceskosten moeten worden berekend aan de hand van het met ingang van 1 januari 2013 verhoogde tarief (vgl.

HR 19 april 2013, nr. 11/03600, LJN BX4034).

4.6 De heffingsambtenaar heeft ter zitting erkend dat de kosten voor het bijwonen van de hoorzitting door de gemachtigde voor vergoeding in aanmerking komen.

Bijwonen hoorzitting in bezwaarfase door taxateur

4.7 Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in samenhang met artikel 1, aanhef en letter b, van het Bpb komen de kosten van een deskundige die door een partij is meegebracht, voor vergoeding in aanmerking, mits deze kosten redelijkerwijs zijn gemaakt.

4.8 Naar het oordeel van het Hof heeft als uitgangspunt te gelden dat als op verzoek van een belanghebbende in verband met een bezwaarprocedure over de waardering van een onroerende zaak in het kader van de Wet WOZ een taxateur de hoorzitting bijwoont, de belanghebbende de kosten daarvoor redelijkerwijs heeft moeten maken.

4.9 Gelet op voornoemd uitgangspunt komen de door belanghebbende gemaakte kosten ter zake van de taxateur die door hem is meegebracht naar de hoorzitting in de bezwaarfase, voor vergoeding in aanmerking. Het Hof ziet in het onderhavige geval geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken.

4.10 In artikel 1, aanhef en letter b, van het Bpb is bepaald dat een veroordeling in de kosten betrekking kan hebben op de kosten van een deskundige die door een partij is meegebracht, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Anders dan de heffingsambtenaar betoogt, staat deze tekst, en in het bijzonder de woorden “dan wel”, niet eraan in de weg dat naast een vergoeding voor een taxatierapport, ook de kosten van de taxateur voor het bijwonen van de hoorzitting in de bezwaarfase voor vergoeding in aanmerking komen.

4.11 Het Hof acht de door belanghebbende geclaimde kosten van € 60,50 redelijk. Dit bedrag is als volgt berekend: één uur à € 50 en € 10,50 aan omzetbelasting.

4.12 Gelet op het vorenstaande dient de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase als volgt te worden berekend:

Bezwaarschrift € 235,00

Verschijnen hoorzitting rechtsbijstandverlener 235,00

Verschijnen hoorzitting taxateur 60,50

Taxatierapport 200,00 4 uren x € 50

BTW over kosten taxatierapport 38,00 19%

Kosten kadastrale recherche 5,90

Kostenvergoeding bezwaarprocedure € 774,40

4.13 Het hoger beroep van belanghebbende is derhalve gegrond.

5. Proceskosten

Het Hof vindt aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 472 voor de beroepsfase

(1 punt voor beroepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 472, gewicht 0,5) en € 472 voor de hogerberoepsfase (1 punt voor hogerberoepschrift, 1 punt voor zitting, waarde per punt € 472, gewicht 0,5). Belanghebbende heeft ter zitting ingestemd met deze vergoeding van de proceskosten.

6. Beslissing

Het Hof:

– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,

– verklaart het tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar ingestelde beroep gegrond,

– vernietigt de uitspraak van de heffingsambtenaar, doch uitsluitend voor zover deze de proceskostenvergoeding betreft,

– stelt de voor vergoeding van in bezwaar gemaakte proceskosten vast op een bedrag van € 774,40,

– veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor beroep en hoger beroep tot een bedrag van € 944, en

– gelast dat de gemeente Zutphen aan belanghebbende de in beroep (€ 41) en hoger beroep (€ 115) betaalde griffierechten vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. R.F.C. Spek en mr. J.B.H. Röben, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De beslissing is op 28 mei 2013 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (A.J.H. van Suilen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 mei 2013

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.