Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2013, CA3910, 12-00539
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 11-06-2013, CA3910, 12-00539
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 11 juni 2013
- Datum publicatie
- 20 juni 2013
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2013:CA3910
- Zaaknummer
- 12-00539
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Spaanse woning vormt eigen woning. Proceskosten. Matiging vanwege proceshouding belanghebbende.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 12/00539
uitspraakdatum: 11 juni 2013
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z, Spanje (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 26 juli 2012, nummer AWB 10/2635, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.283 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.823. Daarbij is voorts € 305 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Deze aanslag en beschikking heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
1.3. Het door belanghebbende tegen deze uitspraken op bezwaar ingestelde beroep is door de Rechtbank ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem (thans het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden; hierna: het Hof). De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft nog nadere stukken ingediend.
1.5. Tot de stukken van het geding behoort, naast voormelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6. Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgehad op 5 februari 2013 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: belanghebbende, diens gemachtigde [ ] alsmede [ ] namens de Inspecteur.
1.7. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is op 28 februari 2013 aan partijen verzonden.
1.9. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting geschorst en het vooronderzoek hervat. In dat kader hebben partijen nadere stukken overgelegd aan het Hof.
1.10. Het Hof heeft, nu partijen daarvoor toestemming hebben verleend, een nadere zitting achterwege gelaten en het onderzoek gesloten.
2. Feiten
2.1 Belanghebbende woont samen met zijn echtgenote gedurende een deel van het onderhavige jaar (2006) in een gedeelte van een aan zijn zoon en diens gezin verhuurde woning aan de a-straat 1 te Q. De juridische eigendom van deze woning behoort aan belanghebbende toe; de economische eigendom ervan berust bij een besloten vennootschap, waarin belanghebbende een belang heeft.
2.2 Belanghebbende bezit sinds 2001 een eigen woning in Spanje in de regio Malaga. Gedurende een deel van 2006 heeft belanghebbende met zijn echtgenote in die Spaanse woning gewoond.
2.3. Belanghebbende is binnenlands belastingplichtig. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2006 heeft belanghebbende met betrekking tot de Spaanse woning een bedrag van € 3.995 aan negatieve inkomsten uit eigen woning vermeld. Bij het vaststellen van de onderwerpelijke aanslag heeft de Inspecteur die aftrek niet gehonoreerd. Voorts heeft hij een bedrag van € 669 gecorrigeerd in verband met een gewijzigde drempel voor aftrek van buitengewone uitgaven. De Spaanse woning is door de Inspecteur gerekend tot het box III-vermogen. Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen is door de Inspecteur vastgesteld op € 1.823. Daarbij is voorts een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting aan belanghebbende verleend van € 546.
2.4. Belanghebbende heeft vergeefs bezwaar bij de Inspecteur en beroep bij de Rechtbank ingesteld.
2.5. In bezwaar, beroep en hoger beroep is belanghebbende bijgestaan door een belastingadviseur.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het aanvankelijk bij het instellen van het hoger beroep bestaande geschil tussen partijen betrof de vraag of de woning in Spanje moet worden aangemerkt als een eigen woning.
3.2. Partijen concluderen na nader overleg eensluidend tot vernietiging van de bestreden uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslag en de beschikking heffingsrente.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Na de schorsing van het onderzoek ter zitting is de Inspecteur alsnog ermee akkoord gegaan dat de Spaanse woning belanghebbende in 2006 anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan en aldus een eigen woning vormt als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Partijen hebben eenparig aan het Hof bericht dat dit cijfermatig tot gevolg heeft dat het belastbare inkomen uit werk en woning van belanghebbende nader moet worden vastgesteld op € 30.619, het belastbare inkomen uit sparen en beleggen op nihil en dat de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting van € 546 vervalt.
4.2. Het hoger beroep wordt mede geacht betrekking te hebben op de beschikking heffingsrente. Gelet op de overeenstemming tussen partijen, dient de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig te worden verminderd.
5. Proceskosten
Nu het hoger beroep gegrond wordt verklaard, heeft belanghebbende in beginsel recht op vergoeding van de in de procedure gemaakte proceskosten. Ofschoon niet kan worden geconcludeerd dat de noodzaak tot het aanwenden van rechtsmiddelen in de onderhavige zaak uitsluitend aan de proceshouding van belanghebbende en diens adviseur te wijten is geweest, blijkt uit het dossier wel dat de Inspecteur belanghebbende meermalen in de gelegenheid heeft gesteld nadere informatie en bewijs te verstrekken met betrekking tot, kort gezegd, de Spaanse woning en dat belanghebbende van die gelegenheden geen althans onvoldoende gebruik heeft gemaakt. Ook in de fase van beroep en hoger beroep is belanghebbende nalatig geweest in het verstrekken van het nodige bewijsmateriaal. Eerst nadat het Hof belanghebbende alsnog – in het kader van het hervatte vooronderzoek – in de gelegenheid heeft gesteld nader bewijs te leveren, heeft belanghebbende hieraan gevolg gegeven op een zodanige wijze dat de Inspecteur alsnog akkoord is gegaan met de door belanghebbende geclaimde aftrek inzake de negatieve inkomsten van de Spaanse eigen woning. Gelet op een en ander, is het Hof van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarom zal het Hof de vergoeding van kosten van beroepsmatig verleende rechtsbijstand in deze procedure niet berekenen overeenkomstig de forfaitaire normen van het eerste lid van genoemd artikel, maar vaststellen op een vast bedrag, te weten op € 500 voor alle proceshandelingen verricht in bezwaar, beroep en hoger beroep.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 30.619 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil,
- vermindert de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 500, en
- gelast de Staat aan belanghebbende te vergoeden het door hem betaalde griffierecht voor de procedure bij de Rechtbank en bij het Hof van in totaal € 156.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2013.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 12 juni 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.