Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:10308, 12/00229 en 12/00230

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 18-02-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:10308, 12/00229 en 12/00230

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
18 februari 2014
Datum publicatie
18 december 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:10304
Zaaknummer
12/00229 en 12/00230

Inhoudsindicatie

zie ecli: NL:GHARL:2014:1375 & 1376:

"BZN-zaak. Verlengde navorderingstermijn niet van toepassing. Informatiebeschikking niet vereist als eerder de bewijslast reeds was omgekeerd. Stellen van vragen toelaatbaar. Nemo tenetur-beginsel niet geschonden. Identificatie op de juiste wijze geschied. Hoogte van de bepaling van de verzwegen inkomsten niet redelijk. Verlaging van de boete. Wegens samenhangende zaken geldt de aankondiging van de eerste boetebeschikking ook als criminal charge voor alle latere boetebeschikkingen. Verzoek dwangsom niet onredelijk laat gedaan. Verbeuring dwangsom. Alle beschikkingen vormen één zaak."

&

"BZN-zaak. Navordering. Schending evenredigheidsbeginsel. Aanslagen zijn niet met redelijke voortvarendheid opgelegd. Immateriële schadevergoeding. Alle zaken van belanghebbende tellen als één zaak. Periode van aanhouden wegens prejudiciële vragen blijft buiten aanmerking. Dwangsombepalingen niet van toepassing."

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 12/00229 en 12/00230

uitspraakdatum: 18 februari 2014

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de erven [X] te [Z] (hierna: belanghebbenden)

tegen de uitspraak van rechtbank Arnhem van 15 maart 2012, nummers AWB 08/3116 en 08/3117, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan wijlen [X] (hierna: erflater) zijn, met dagtekening 28 december 2007, een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1995 en een navorderingsaanslag in de vermogensbelasting over het jaar 1996 opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Belanghebbenden hebben bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen en de beschikkingen. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur het bezwaar afgewezen.

1.3.

Belanghebbenden zijn tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en bepaald dat het onderzoek wordt heropend in verband met het verzoek om schadevergoeding.

1.4.

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaken betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd. Daartoe rekent het Hof niet de brief van de Inspecteur van 25 juni 2013 omdat de Algemene wet bestuursrecht – in het algemeen – niet voorziet in het inzenden van stukken na de zitting en het Hof daarin geen aanleiding vindt het onderzoek te heropenen.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013 te Arnhem. Namens belanghebbende is daar verschenen mr. [A] . Namens de Inspecteur is verschenen [B] , bijgestaan door [C] en [D] .

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Erflater is overleden [in] 2002. Hij was, tot zijn overlijden, gehuwd met [E] (hierna: mw. [E] ).

2.2.

Op 18 februari 2005 hebben de Belgische autoriteiten op basis van de Europese Richtlijn 77/799/EEG (hierna: de Richtlijn) in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen, gegevens verstrekt aan de FIOD-ECD, Team Internationaal, welke gegevens bij een huiszoeking in België in beslag waren genomen. De gegevens bestaan uit een Nota met twaalf bijlagen. De bijlagen behorende bij de Nota zijn genummerd als B1 tot en met B12.

2.3.

In de Nota van 18 februari 2005 is vermeld dat het gegevens betreft van de bank [F] (hierna: [F] ). De twaalf bijlagen bevatten onder meer gegevens over bank- en beleggingsrekeningen, standen van die rekeningen per 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996 en namen van rekeninghouders.

2.4.

Door de FIOD-ECD is een onderzoek ingesteld naar de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens, welk onderzoek zich heeft gericht op de – nadere – identificatie van de rekeninghouders. Daarbij zijn de ontvangen gegevens op geautomatiseerde wijze verwerkt waarbij de (vermoedelijke) gerechtigden nader werden geïdentificeerd en hun burgerservicenummer (ook wel: sofinummer) werd vermeld (“sofiëring”).

2.5.

De bewerkte gegevens zijn door de FIOD-ECD op 1 maart 2006 overgedragen aan een landelijke toezichtorganisatie, waarna voor een projectmatige aanpak is gekozen en het project Bank Zonder Naam (hierna: het project) van start is gegaan. Doel van het project is het op projectmatige wijze behandelen van de ontvangen gegevens om te komen tot een gelijke behandeling van de belastingplichtigen die het aangaat. Ten behoeve van het project is het draaiboek Bank Zonder Naam (hierna: het draaiboek) opgesteld. Het draaiboek bevat alle aspecten van het project. Het draaiboek zoals vastgesteld op 7 maart 2007 is in geanonimiseerde vorm openbaar gemaakt door middel van publicatie op de websites van de Belastingdienst en van het ministerie van Financiën.

2.6.

De resultaten van het identificatieproces zijn verspreid binnen de Belastingdienst, teneinde de niet aangegeven inkomens- en vermogensbestanddelen (bank en beleggingsrekeningen en de opbrengsten daarvan) alsnog bij de desbetreffende belastingplichtigen in de belastingheffing te betrekken.

2.7.

Bij de gegevens die door de Belgische autoriteiten zijn overgelegd bevinden zich renseignementen van 21 december 1994, 5 september 1996 en 28 november 1996 waarop is vermeld dat bij [F] een rekening wordt aangehouden op naam van ‘MR AND MRS [X/E] ’, met rekeningnummer [0000] . Nu deze tenaamstelling van de rekening een zogenoemde en/of-rekening impliceert, heeft de Inspecteur mw [E] aangemerkt als houder van deze rekening.

2.8.

Na daarover met belanghebbenden te hebben gecorrespondeerd, heeft de Inspecteur aan de erflater de in geding zijnde navorderingsaanslagen opgelegd.

2.9.

[G] , opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD‑ECD, heeft met dagtekening 13 maart 2008 het volgende verklaard:

“In opdracht van het Management team van de FIOD‑ECD en de officier van justitie (…) heb ik een onderzoek ingesteld in de door de Belgische autoriteiten verstrekte gegevens. In eerste instantie heeft het onderzoek zich gericht op de identificatie van rekeninghouders.

Vormen van identificatie

Er zijn twee vormen van identificatie geweest. Een identificatie aan de hand van per rekeninghouder beschikbare geïndividualiseerde informatie, als adres en telefoonnummer. Daar dit slechts voor ruim 200 rekeningen beschikbaar was heeft de overige identificatie tot op heden plaats gevonden aan de hand van geautomatiseerde identificatie. Dit proces-verbaal heeft betrekking op deze tweede vorm van identificatie.

Soorten tenaamstellingen

De gegevens van alle te naamgestelde rekeningen die genoemd staan op de van de Belgische autoriteiten ontvangen gegevens zijn verwerkt in een digitaal bestand. Er komen verschillende vormen van tenaamstelling van de rekening voor. (…)

Onderzoek tenaamstelling naar personen

Het cliëntenbestand (…) is (…) gematcht met de gegevens uit het systeem Beheer van Relaties (BVR). (…)

Matchen

Bestand enkele namen

Het vanuit de bronbestanden gemaakte bestand, bestaande uit naam en letters, is gematcht met BVR op de vraag hoe vaak een naam, in combinatie met de voorletters in de volgorde zoals genoemd in de bronbestanden, voorkomt. (…)

Bestand dubbele namen

Het vanuit de bronbestanden gemaakte bestand, bestaande uit een dubbele naam en in sommige gevallen voorzien van letters, is gematcht met het BVR op de vraag hoe vaak de combinatie van namen in het BVR, aan elkaar gekoppeld via een bestaande huwelijksrelatie, voorkomt. ”

2.10.

[H] , projectleider Landelijke toezichtsorganisatie bij de Belastingdienst, heeft met dagtekening 20 september 2011 het volgende verklaard:

“De periode tussen ontvangst van de gegevens van de Belgische autoriteiten en het starten van het daadwerkelijke project (d.m.v. het versturen van brieven aan belastingplichtige in maart 2007) kan getypeerd worden als voorbereidingsperiode. De identificatie en sofiëring van de rekeninghouders aan de hand van de renseignementen hebben voor een groot gedeelte plaatsgevonden door de dienstonderdelen (voorheen) de FIOD‑ECD en Belastingdienst/CPP. (…) Zoals hiervoor vermeld is op 1 maart 2005 de brief met dagtekening 18 februari 2005 van de Belgische Belastingautoriteiten binnengekomen bij het toenmalig Hoofd van de Belastingdienst/‌FIOD‑ECD/Team Internationaal. Nadat diverse partijen zijn geïnformeerd over deze bulk aan informatie is bij de FIOD‑ECD capaciteit vrij gemaakt om de ontvangen gegevens te identificeren en te sofiëren.

Op dat moment was nog geen sprake van een project. Er bestond geen projectorganisatie en/of projectadministratie en er is naar mijn weten geen gedetailleerd overzicht bijgehouden waarin (bijvoorbeeld) de diverse werkzaamheden uitgebreid staan omschreven. (…)

Nadat alle interne betrokken partijen waren ingelicht, is gestart met het veredelen van de gegevens. Hiertoe zijn allereerst de ontvangen papieren documenten gedigitaliseerd, zodat vervolgens digitaal allerlei bestanden met elkaar konden worden vergeleken.

Voor een toelichting op de geautomatiseerde zoekslag (…) wil ik verwijzen naar het Procesverbaal Geautomatiseerde Identificatie, zoals die op 13 maart 2008 is opgemaakt. In de periode april 2005 - maart 2006 zijn voor deze identificatie slag veel bestanden gemaakt, variërend van 1 tot 26 per maand. Recente navraag (…) heeft mij een overzicht opgeleverd, waaruit blijkt dat er 80 bestanden (…) zijn gemaakt (…).

Naast de geautomatiseerde zoekslagen zijn er gedurende deze periode ook diverse handmatige zoekslagen geweest. (…)

Sofieer en identificeeractiviteiten vinden doorgaans door diverse mensen plaats, die onafhankelijk van elkaar werken. Bij twijfel worden steeds nieuwe zoekslagen gedaan, er is steeds met grote zorgvuldigheid geopereerd. ”

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de navorderingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3.

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar, de navorderingsaanslagen en de beschikkingen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Immateriële schadevergoeding

6 Kosten

7 Beslissing